Verkeersslachtoffers in Flevoland

Vergelijking van data uit de verkeersongevallen-, ziekenhuis- en ambulanceregistratie
Auteur(s)
Wijlhuizen, G.J.; Bos, N.M.
Jaar

De provincie Flevoland heeft samen met de andere wegbeheerders in Flevoland gekozen voor ‘Maak van de nul een punt’ als overkoepelende ambitie voor verkeersveiligheid. In dat kader is er behoefte aan beter zicht op de verkeersveiligheid en wil de provincie de monitoring van verkeersveiligheid verbeteren door een combinatie van instrumenten. Voor een proactieve risicogestuurde benadering wordt monitoring van zogeheten Safety Performance Indicators (SPI’s) noodzakelijk geacht, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, fietsinfrastructuur, snelheid en alcohol. Maar ook wordt een verbetering van de registratie van verkeersongevallen nagestreefd om de ontwikkeling te kunnen volgen.

Aan SWOV heeft de provincie Flevoland de volgende onderzoeksvraag gesteld:

Wat is de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers in de provincie Flevoland (2007-2018) volgens verschillende registraties (verkeersongevallenregistratie, ziekenhuisregistratie, ambulance-gegevens), in hoeverre is er tussen de registraties overlap en waar vullen ze elkaar aan?

Opzet

In dit onderzoek wordt de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers op basis van gegevens van drie verschillende bronnen vergeleken. Elk van deze bronnen heeft sterke en zwakke punten waar het bijvoorbeeld gaat om de geregistreerde kenmerken, de compleetheid van de registratie, de mate van vertekening door de registratie (bias) en de definitie van kenmerken. Voor dit onderzoek hebben we voor elk van de bronnen kunnen beschikken over een registratie op ‘record’-niveau (per slachtoffer). Het gaat om de volgende databronnen:

  1. BRON (Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland), samengesteld door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW)
  2. LBZ (Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg) samengesteld door Dutch Hospital Data (DHD)
  3. ‘Ambulance’, met ambulancedata van Ambulancezorg Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de GGD Flevoland.

Elk van de bronnen heeft per ernstcategorie haar eigen samenstelling en mate van compleetheid, te weten:

  1. BRON biedt goede informatie over de locatie van een ongeval, de betrokken partijen (inclusief voertuiginformatie uit het kentekenregister) en het slachtoffer. De toedracht van het ongeval wordt sinds 2015 helaas niet meer geregistreerd. De compleetheid van de registratie hangt af van de ernstcategorie: van tegen de 90% voor dodelijke ongevallen tot slechts 10% voor ongevallen met licht letsel zonder betrokkenheid van een of meer motorvoertuigen.
  2. LBZ heeft goede informatie over de ernst en het type letsel van een in een ziekenhuis opgenomen verkeersslachtoffer. Een onderscheid naar de ernst van het letsel is eveneens mogelijk (MAIS).  De vervoerswijze en tegenpartij is beschikbaar maar de geregistreerde vervoerswijze in de LBZ komt niet altijd overeen met die in BRON. De compleetheid is goed (ca. 90%). De LBZ heeft geen informatie over de locatie van het ongeval en dus ook niet over de gemeente waarin het ongeval heeft plaatsgevonden.
  3. Ambulance heeft goede informatie over de locatie van het ongeval, vaak ook over de vervoerswijze van het slachtoffer en tegenpartij, en of het slachtoffer naar een ziekenhuis vervoerd wordt – en naar welk ziekenhuis. Er is echter nauwelijks vastgelegd of het slachtoffer ook in dat ziekenhuis wordt opgenomen. Alle slachtoffers die op eigen gelegenheid (of via de huisarts of huisartsenpost) naar een ziekenhuis gaan ontbreken eveneens in het bestand. Voor ziekenhuisopname is de compleetheid van de ambulancegegevens circa 80% en voor behandeld op de Spoedeisende Hulp (SEH) circa 30%.

De verkeersveiligheidsanalyse in dit onderzoek is uitgevoerd op een selectie van bovengenoemde drie bronnen. Bij BRON is dit gedaan voor alle verkeersslachtoffers in Flevoland samen: doden en gewonden, inclusief die met licht letsel (periode 2007-2018). Uit het ambulancebestand zijn alle slachtoffers in Flevoland geanalyseerd waarvoor in de periode 2013-2018 een ambulancerit is uitgevoerd: zowel degenen die naar een ziekenhuis zijn vervoerd als degenen die ter plaatse zijn behandeld (Eerste Hulp, Geen Vervoer). Van de LBZ (2007-2018) zijn in dit onderzoek alleen de ernstig verkeersgewonden (EVG; MAIS2+) geanalyseerd. De aantallen EVG in Flevoland zijn daarbij geschat en verdeeld naar de gemeenten waar de ongevallen hebben plaatsgevonden met behulp van een zogeheten ‘herkomst-bestemmingsmatrix’ op basis van ambulancegegevens. Voor de analyse van LBZ-gegevens, konden we gebruikmaken van de landelijk gekoppelde database LBZ-BRON (zie Bos et al., 2019). Voor de jaren 2014-2018 is van deze bestanden gebruikgemaakt in de beveiligde Microdata-omgeving bij het Centraal Bureau voor Statistiek.

Resultaten

In dit rapport worden de gegevens van verkeersslachtoffers in Flevoland volgens elk van de registraties getoond, als totaal en voor zover mogelijk uitgesplitst naar jaar, gemeente, vervoerswijze, geslacht, leeftijd en combinaties daarvan. De belangrijkste bevindingen zijn hieronder weergegeven in twee categorieën: resultaten die elk van de registraties op vergelijkbare wijze weergeeft en resultaten die relatief sterk verschillen tussen de registraties.

De drie registraties zijn eenduidig in de volgende analyseresultaten:

  • Onder verkeersslachtoffers in Flevoland en de afzonderlijke gemeenten is de verhouding man-vrouw 60%-40%.
  • In absolute aantallen heeft Almere het hoogste aantal verkeersslachtoffers, maar gezien de omvang van de Almeerse bevolking (ca. 50% van de bevolking van Flevoland) is dat ook te verwachten. Wanneer naar de aantallen per 100.000 inwoners wordt gekeken, dan verschillen de registraties (zie hieronder).
  • In heel Flevoland en de afzonderlijke gemeenten is er een – relatief sterke – stijging in het aantal verkeersslachtoffers onder ouderen.
  • Het aantal slachtoffers onder oudere (60+) fietsers in ongevallen zonder betrokkenheid van een motorvoertuig is de laatste jaren toegenomen. Het aantal slachtoffers onder jonge fietsers van 0-19 jaar is in geen van registraties toegenomen in de afgelopen jaren.
  • Met name bij Ambulance en bij BRON is het aandeel van de categorie Fiets met motorvoertuig relatief groot onder jongere (0-19-jaar) en oudere (60+) slachtoffers.

De registraties verschillen in slachtofferanalyse op de volgende punten:

  • De absolute aantallen geregistreerde verkeersslachtoffers lopen sterk uiteen tussen de registraties. Deze verschillen zijn voor een belangrijk deel te duiden op basis van de verschillen in samenstelling van de letselernstcategorieën. De ambulanceregistratie heeft de grootste aantallen verkeersslachtoffers, maar deze kent geen ondergrens in letselernst; een belangrijk deel wordt ter plaatse behandeld. In de LBZ gaat het om ziekenhuisopnamen, waarbinnen ook nog eens ‘geselecteerd’ is op de ernstig verkeersgewonden. De laagste aantallen slachtoffers zijn te vinden in BRON. Daar speelt een rol dat de politie bij een belangrijke groep ongevallen (fietsongevallen zonder motorvoertuig) vaak niet bij de afwikkeling aanwezig is of geen registratie verzorgt (omdat er bijvoorbeeld geen aansprakelijkheid aan de orde is).
  • Wat betreft de aantallen over de jaren heen laat de LBZ-registratie als enige een gestage toename zien over de hele periode 2007-2018. De reden dat de ambulanceregistratie niet de stijging laat zien die wel zichtbaar is in de LBZ, kan niet eenduidig worden verklaard. Wel moet worden aangegeven dat van de ambulanceregistratie de cijfers zijn gebruikt over een relatief korte periode (2013-2018). Voor een vergelijking van de ontwikkeling van de aantallen in de tijd is BRON niet geschikt; dit vanwege de sterk wisselende registratiegraad over de jaren.
  • Gecorrigeerd voor de omvang van de bevolking, is het aantal slachtoffers per 100.000 inwoners tussen registraties verschillend. Volgens BRON en LBZ hebben Noordoostpolder en Zeewolde relatief veel verkeersslachtoffers per inwoneraantal en Almere het minst. De ambulanceregistratie laat een bijna omgekeerd beeld zien. Daar zijn vooral de aantallen slachtoffers per 100.000 inwoners in Almere en Lelystad relatief hoog en komt Noordoostpolder relatief laag uit. Dit verschil kan mogelijk verklaard worden uit verschillen in compleetheid/bias en ernstcategorieën van de verschillende bronnen en door een mogelijk verschil in mobiliteit op de wegen in de betreffende gemeentes. Helaas zijn over de mobiliteit geen gegevens beschikbaar. Mogelijk is wel een analyse te doen op basis van weglengte, voertuigbezit van de inwoners. Nader onderzoek is nodig om te achterhalen welke factoren een rol spelen bij het verschil in het aantal verkeersslachtoffers per 100.000 inwoners tussen de registraties.
  • De drie verschillende registraties geven op onderdelen een verschillend beeld wanneer het onderscheid wordt gemaakt naar vervoerswijze. BRON en Ambulance hebben vergelijkbare verdeling naar vervoerswijze, maar verschillen wel in het percentage fietsslachtoffers in ongevallen zonder betrokken motorvoertuig. De LBZ-registratie wijkt in sterke mate af van de beide andere registraties met juist een hoog aandeel ‘fiets zonder motorvoertuig’. Volgens de ambulancedata zijn er in de aantallen verkeersslachtoffers per vervoerswijze over de jaren geen grote verschuivingen. De LBZ-registratie laat een relatief grote toename zien van het aantal slachtoffers binnen de vervoerswijze ‘fiets zonder motorvoertuig’ en – in mindere mate – gemotoriseerde tweewielers.
  • Opvallend is dat er een toename is van het aantal slachtoffers bij de ambulanceregistratie in de leeftijdscategorie 15-19-jarigen (2013-2015, 2016-2018). Bij BRON en LBZ is er juist sprake van een afname van dat aantal, weliswaar over een langere periode gezien (2007-2012 en 2013-2018).

Conclusies

  1. Op basis van de kenmerken van de drie besproken registraties is de conclusie dat voor het monitoren van de mate van verkeersveiligheid de LBZ-registratie van ernstig verkeersgewonden het beste voldoet.
  2. Als het gaat om onderzoek naar bijvoorbeeld de bijdrage van kenmerken van infrastructuur aan ongevallen, dan zijn zowel de BRON- als ambulanceregistratie relevant, omdat deze de locatie van het ongeval in hun registratie meenemen. Deze ontbreekt in de LBZ-registratie.
  3. De verschillende registraties geven op diverse aspecten verschillende trends of verdelingen in aantallen verkeersslachtoffers. Bij het gebruik van registratiegegevens – en het trekken van conclusies op basis daarvan – is het van groot belang om de eigenschappen van de betreffende registratie goed te kennen.

Aanbevelingen

  1. Gebruik voor het monitoren van de totale verkeersveiligheid de LBZ-registratie van ernstig verkeersgewonden.
  2. Gebruik voor het bepalen van relatief gevaarlijke delen van het wegennetwerk de gegevens uit Ambulance of BRON vanwege de beschikbaarheid van locatiegegevens van de verkeersongevallen, zo nodig met aanvullende dataverzameling ter plaatse.
  3. Draag, voor zover dat binnen de mogelijkheden van de provincie Flevoland valt, zo veel mogelijk bij aan verbetering van de BRON-registratie. Streef naar een vollediger en betrouwbaarder afspiegeling van de omvang en aard van de verkeersongevallen door een hogere registratiegraad van de letselongevallen en een betere invulling van de inhoudelijke ongevalskenmerken.
  4. Doe aanvullend onderzoek naar oorzaken van verschillen in trends en aandelen tussen verschillende registraties, allereerst naar de grote verschillen tussen gemeenten als het gaat om het aantal verkeersslachtoffers per 100.000 inwoners, waar de ambulanceregistratie sterk afwijkt van beide andere registraties.

 

Rapportnummer
R-2020-10
Pagina's
70
Gepubliceerd door
SWOV, Den Haag

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.