Toetsen en trainen van gevaarherkenning

Onderzoek naar de toetsbaarheid en trainbaarheid van gevaarherkenning bij jonge beginnende automobilisten in 2007
Auteur(s)
Vlakveld, Drs. W.P.
Jaar
Gevaarherkenning wordt als essentieel onderdeel van de rijtaak gezien. Bij beginnende bestuurders is de gevaarherkenning echter nog slecht ontwikkeld. In het kader van haar onderzoeksprogramma voor de periode 2007-2010 wil de SWOV dan ook onderzoek doen naar de meetbaarheid en trainbaarheid van gevaarherkenning. Daarnaast was er het beleidsvoornemen om reeds in 2008 op gevaarherkenning te toetsen in het rijexamen voor het rijbewijs B (personenauto's). Dit rapport beschrijft wat gevaarherkenning is en wat er al bekend is uit buitenlands onderzoek over de toetsbaarheid en trainbaarheid daarvan. Daarnaast heeft de SWOV voor het Nederlandse theorie-examen twee toetsvormen voor gevaarherkenning ontwikkeld; deze worden in dit rapport beschreven. Deze toetsen zijn hier onderzocht op validiteit. Ook de trainbaarheid van gevaarherkenning in de Nederlandse rijopleiding is onderzocht. De resultaten staan vermeld in dit rapport. Hoewel de toetsing en training van gevaarherkenning nieuw is voor Nederland, is het internationaal gezien een onderzoeksgebied met een lange traditie. In Australië, Groot-Brittannië en Nieuw-Zeeland is het toetsen op gevaarherkenning al onderdeel geworden van het rijexamen. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen het toetsen van het 'zien' van gevaar en het toetsen van het reageren op gevaar. Bij het overgrote deel van de gevaarherkenningstoetsen die ontwikkeld zijn, wordt alleen het 'zien' van gevaar getoetst. Uit de meeste buitenlandse onderzoeken blijkt dat oudere meer ervaren bestuurders beter op gevaarherkenningstoetsen scoren dan jonge beginnende bestuurders. Ook zijn er in het internationaal onderzoek indicaties te vinden dat proefpersonen met een hoog ongevalsrisico slechter presteren op gevaarherkenningstoetsen dan proefpersonen met een laag ongevalsrisico. Er is echter een klein aantal onderzoeken waarbij er geen verband was tussen toetsscores en leeftijd en ervaring. De twee toetsen die de SWOV heeft ontwikkeld zijn de zogenoemde filmtoets en fototoets. De filmtoets beoogt het zien van gevaar te meten en de fototoets beoogt de reactie op gevaar te meten. In de filmtoets krijgen proefpersonen animatiefilms te zien waarin het beeld een aantal malen voor enkele seconden wordt bevroren. In die pauzes moeten de proefpersonen met de muis de plekken en richtingen aanklikken die zij speciaal in het oog willen houden, omdat daar gevaar kan ontstaan. In de fototoets krijgen proefpersonen foto's te zien die zijn genomen vanuit de bestuurderspositie. Zij moeten aangeven of zij op basis van het al dan niet aanwezige gevaar in die situatie zouden remmen (acuut gevaar), gas loslaten (latent gevaar) of niets zouden doen (geen gevaar). Het is relevant dat beide toetsvormen op den duur deel gaan uitmaken van het theorie-examen, omdat gevaarherkenning niet goed door één toets te meten valt. Van de beide toetsen is in dit onderzoek nagegaan of er een verband is tussen het ongevalsrisico en de toetsscores bij jonge beginnende bestuurders. Dit bleek voor beide toetsen het geval te zijn. Jonge beginnende automobilisten met een hoog ongevalsrisico maken beide toetsen slechter dan jonge beginnende automobilisten met een laag ongevalsrisico. De fototoets wordt wel beter gemaakt met toenemende leeftijd en rijervaring, maar voor de filmtoets geldt dat niet. Waarschijnlijk is meer uitleg en oefening van de filmtoets vereist om deze te maken zoals is bedoeld. In tegenstelling tot wat in veel internationale onderzoeken kon worden aangetoond, blijkt uit dit Nederlandse onderzoek niet dat de toetsscores beter worden door het volgen van speciale training. Wel is gebleken dat in het laatste deel van de rijopleiding de gevaarherkenning beter wordt, zoals deze gemeten wordt door beide toetsen, en ongeacht of men de speciale training volgt of niet. Voor de fototoets worden deze prestaties waarschijnlijk beter door de reguliere rijlessen in het verkeer tijdens de laatste periode van de rijopleiding. Het zogeheten testeffect (het beter maken van de toets, omdat je die al een keer eerder hebt gemaakt) bleek zich bij de fototoets namelijk niet voor te doen. Voor de filmtoets kon het testeffect echter niet worden uitgesloten, omdat vanwege technische problemen een deel van de proefpersonen de filmtoets niet heeft kunnen maken. Het is dan ook niet te zeggen of men de filmtoets op de nameting beter maakt dan op de voormeting doordat men de toets al eens eerder heeft gemaakt of doordat men beter is geworden door de reguliere rijlessen. Dat de speciale training niet gewerkt heeft, kan verschillende oorzaken hebben gehad. Mogelijke oorzaken zijn: nog te weinig rijervaring bij de proefpersonen om een leereffect te bewerkstelligen, ongeoefendheid van een van de leerkrachten, of gebrek aan motivatie bij de proefpersonen. Zowel de fototoets als de filmtoets dient nog genormeerd te worden (Wanneer is iemand nog net geslaagd?). Voor de filmtoets is het echter noodzakelijk dat deze eerst verbeterd wordt voordat deze kan worden genormeerd. Aan het einde van dit rapport wordt een methode voor de normering van de fototoets besproken; deze methode is voorgesteld door het Cito. Tevens worden vervolgonderzoeken ter verbetering van de filmtoets en van de trainbaarheid van gevaarherkenning aanbevolen.
Testing and training of hazard perception; Study of the testability and trainability of hazard perception in young novice drivers in 2007 Hazard perception is considered to be an essential part of the driving task. In young novice drivers, however, hazard perception still is poorly developed. In its research programme for the period 2007-2010, SWOV therefore wishes to investigate the possibilities to measure and train hazard perception. There also was the policy intention to already begin testing hazard perception in the driving examination for passenger cars (the Dutch B license) in 2008. This report discusses what hazard perception is and what is already known from international studies about the testability and trainability of hazard perception. In addition, SWOV developed two types of tests for the Dutch theoretical examination; they are described in this report. The validity of these tests has been investigated. SWOV also investigated the trainability of hazard perception in the Dutch driver training. The results are presented in this report. Although testing and training of hazard perception is new for the Netherlands, it has a long tradition from the international perspective. Australia, Great Britain and New Zealand have already incorporated the testing of hazard perception in the driving examination. A distinction needs to be made between the testing of hazard detection and the testing of the reaction to hazards. The majority of tests that have been developed only test hazard detection. Most of the international studies show that older, more experienced drivers do better on hazard perception tests than young novice drivers. International studies also indicate that subjects with a high crash rate have lower score on hazard perception tests than subjects with a low crash rate. However, there are a small number of studies that showed no connection between the test scores and age and experience. The two tests that have been developed by SWOV are a so-called film test and a photo test. The film test aims at measuring hazard detection and the photo test is intended to measure the reaction to hazards. In the film test subjects are shown animations in which the picture is frozen for a few seconds a number of times. In these breaks the subjects have to use a mouse to click the spots and the directions they specifically want to keep an eye on because of potential hazards. In the photo test subjects are shown photographs that are taken from the driver's position. They have to indicate whether, based on the hazard that may or may not be present, they would brake (acute danger), release the accelerator (latent danger), or do nothing at all (no danger). It is relevant that both types of test will eventually be part of the theoretical examination, because hazard perception cannot be measured well with only one test. The present study investigated for both tests if there was a connection between the crash rate and the test scores of young novice drivers. This appeared to be the case for both tests. On both tests young novice drivers with a high crash rate perform worse than young novice drivers with a low crash rate. The performance on the photo test is better with increasing age and driving experience, but this is not the case for the film test. More explanation and practise is probably required to make this test as it is intended. Contrary to what could be shown in various international studies, the Dutch study does not show that following a special training results in higher test scores. It was demonstrated, however, that both tests indicate that hazard perception has improved in the last part of the driver training, independent of whether the special training has been followed or not. The performance on the photo test probably gets better as a result of the regular driving lessons in traffic during the last period of the driver training. The so-called test effect (a higher test score as a result of having made the test before) did not occur for the photo test. For the film test, however, the test effect could not be ruled out, because technical problems prevented a number of subjects from participating in the film test. Therefore it is not possible to say whether the film test was made better on the post-test than on the pre-test because it had already been made before, or because of improvement due to regular driving lessons. There may have been different causes for the ineffectiveness of the special training. Possible causes are: insufficient driving experience to have an educational effect, insufficient teaching experience of one of the teachers, or insufficient motivation of the subjects. The norms for both the photo test and the film test still need to be established (What is the lowest possible passing-score?). However, the film test first needs to be improved before the norm can be established. At the end of this report a method for assessing the photo test is discussed. This method was proposed by the testing and assessment company Cito. Also, recommendations are made about for follow-up studies to improve the film test and the trainability of hazard perception.
Rapportnummer
D-2008-2
Pagina's
78 + 2
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.