Ernstig verkeersgewonden in Nederland in 1993-2008: in het ziekenhuis opgenomen verkeersslachtoffers met een MAIS-score van ten minste 2

Beschrijving en verantwoording van de schattingsmethode
Auteur(s)
Reurings, M.C.B.
Jaar
Tot 2009 werd met een ernstig gewond verkeersslachtoffer meestal een ziekenhuisgewonde bedoeld. Dit is een slachtoffer van een verkeersongeval dat ten minste een nacht in het ziekenhuis opgenomen is geweest. Gebleken is echter dat niet alle ziekenhuisgewonden ook daadwerkelijk ernstig gewond waren en daarom is besloten in de definitie van 'ernstig gewond' de werkelijke letselernst op te nemen. Sinds 2009 wordt een verkeersslachtoffer daarom pas als ‘ernstig gewond’ beschouwd wanneer deze in het ziekenhuis opgenomen is geweest en een letselernst heeft van ten minste 2. De letselernst wordt hierbij uitgedrukt in de Maximum Abbreviated Injury Score (MAIS), een in de internationale medische wereld gebruikte maat om de letselernst te beschrijven, lopend van 1 (licht letsel) tot 6 (dodelijk letsel). Volgens deze letselmaat is iemand echter pas ‘ernstig gewond’ bij een MAIS gelijk aan 3. Omdat we ook de groep met ‘matig’ letsel (MAIS gelijk aan 2) en de ernstigste categorieën (MAIS gelijk aan 4 of hoger) willen beschouwen, noemen de SWOV en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat de groep in ziekenhuizen opgenomen verkeersslachtoffers met een letselernst, uitgedrukt in MAIS, van 2 of hoger voortaan ernstig verkeersgewonden in plaats van ernstig gewonden. Aangezien verkeersveiligheidsbeleid erop gericht is om het aantal verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden te reduceren, is het van belang te weten hoeveel van deze slachtoffers er vallen in Nederland. Het aantal ziekenhuisgewonden werd altijd geschat door het Bestand geRegistreerde Ongevallen in Nederland (BRON) te koppelen aan de Landelijke Medische Registratie (LMR) en vervolgens op de resultaten hiervan een methode toe te passen waarmee het aantal ziekenhuisgewonden geschat kan worden dat in geen van beide bestanden geregistreerd is. Het koppelen van BRON en de LMR houdt in dat in beide bestanden gezocht wordt naar records (waarmee in de bestanden slachtoffers gerepresenteerd worden) die hetzelfde slachtoffer en ongeval beschrijven. Het aantal ernstig verkeersgewonden wordt ook geschat door BRON en de LMR te koppelen. De methode die op de resultaten van de koppeling toegepast wordt, is wel aangepast. Hierdoor is het mogelijk rekening te houden met het feit dat een ernstig verkeersgewonde een letselernst, uitgedrukt in MAIS, van 2 of hoger moet hebben. De methode is ook op andere punten vernieuwd. Dit was nodig omdat sommige aannamen waarop de vorige methode gebaseerd was, niet helemaal terecht bleken te zijn. Een andere verbetering van deze methode ten opzichte van de oude, is dat er nu rekening gehouden wordt met verschillen in registratie tussen groepen ernstig verkeersgewonden. De nieuwe methode levert niet alleen schattingen van de aantallen ernstig verkeersgewonden, uitgesplitst naar die variabelen die waarschijnlijk invloed hebben op wel of geen correcte registratie (letselernst, ongevalstype en regio), maar ook gewichten voor iedere ernstig verkeersgewonde in de LMR. Deze gewichten maken het mogelijk om het aantal ernstig verkeersgewonden te schatten voor elke gewenste uitsplitsing, mits deze uitsplitsing gemaakt kan worden in de LMR. Wanneer iemand geïnteresseerd is in bijvoorbeeld het aantal mannelijke ernstig verkeersgewonden, kan deze als volgt te werk gaan: selecteer de in de LMR geregistreerde mannelijke ernstig verkeersgewonden en tel alle bij die gewonden behorende gewichten op. Het resultaat is een indicatie van het 'werkelijke' aantal ernstig verkeersgewonden onder mannen. Er zijn ook gewichten bepaald voor ernstig verkeersgewonden in BRON. Hierbij moet opgemerkt worden dat in BRON alleen slachtoffers in motorvoertuigongevallen een gewicht krijgen. De reden hiervoor is dat de registratiegraad in BRON voor slachtoffers in niet-motorvoertuigongevallen dusdanig laag is (zo'n 4%) dat het niet mogelijk is om geregistreerde aantallen op betrouwbare wijze op te hogen naar werkelijke aantallen. De BRON-gewichten maken het mogelijk om voor slachtoffers in motorvoertuigongevallen ook de aantallen te bepalen uitgesplitst naar de in BRON beschikbare verkeersvariabelen, zoals bijvoorbeeld bebouwing of locatie van het ongeval (wegvak, kruispunt). De nieuwe methode om het aantal ernstig verkeersgewonden te schatten leidt tot 17.664 ernstig verkeersgewonden in 1993, dalend tot 15.430 ernstig verkeersgewonden in 2006, en dan weer stijgend tot 17.666 ernstig verkeersgewonden in 2008. Deze stijging in de laatste twee jaar is terug te zien bij de meeste ongevalstypen, bij alle letselernsten (van 2 en hoger, uitgedrukt in MAIS) en ook in de meeste regio's. In dit rapport is ook de betrouwbaarheid van de resultaten van de schattingsmethode nader bekeken. Dit is gedaan door verschillende tussenresultaten met elkaar te vergelijken. Het is voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten ook belangrijk dat de BRON- en LMR-bestanden betrouwbaar zijn. Deze betrouwbaarheid is al eerder onderzocht, maar in dit rapport is voor het eerst bekeken hoe vaak het voorkomt dat - een slachtoffer wel in de LMR geregistreerd is als verkeersslachtoffer, maar dat in werkelijkheid niet is; - een verkeersslachtoffer wel in de LMR geregistreerd is, maar buiten de SWOV-levering valt. Hieruit volgt ten eerste een correctie voor ongevallen die buiten de openbare weg hebben plaatsgevonden (en volgens de definitie geen verkeersongeval zijn). Voor het overige nemen we aan dat we de beide groepen tegen elkaar weg kunnen strepen. De methode en resultaten leiden tot een aantal aanbevelingen. Ten eerste wordt aanbevolen om voortaan de nieuw ontwikkelde methode te gebruiken om het aantal ernstig verkeersgewonden te schatten en dus ook de nieuwe definitie en naam van ‘ernstig verkeersgewond’ te blijven hanteren. Als gevolg daarvan moet er een doelstelling voor het aantal ernstig verkeersgewonden in 2010 en 2020 komen. Inmiddels heeft de minister aan de Tweede Kamer laten weten (VenW, 2010) de doelstelling voor het aantal ziekenhuisgewonden met een letselernst, uitgedrukt in MAIS, van 2 of hoger - dus ernstig verkeersgewonden -vast te stellen op 14.800 in 2010 en 10.600 in 2020. Ten tweede zijn er aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Het is met name aan te bevelen om de plotselinge stijging van het aantal ernstig verkeersgewonden in 2007 en 2008 nader te onderzoeken. Dit is erg belangrijk, aangezien deze stijging dusdanig hoog is dat deze niet meer lijkt te berusten op toeval. Daarnaast wijkt deze ontwikkeling in het aantal ernstig verkeersgewonden sterk af van die in het aantal verkeersdoden. Ten slotte is het belangrijk om de nieuwe definitie en naam van ernstig verkeersgewonden snel en goed ingeburgerd te krijgen. Dit kan onder andere door ervoor te zorgen dat iedereen makkelijk toegang heeft tot de aantallen volgens deze definitie. Daarom moeten de aantallen, en de nieuwe naam voor deze groep slachtoffers, snel in de SWOV-website geïntegreerd worden en daar ook makkelijk te vinden zijn.
Serious road injuries in the Netherlands in 1993-2008: road casualties admitted to hospital with a MAIS score of at least 2; Description and justification of the estimation method Until 2009 the term 'seriously injured road casualty' was generally used to indicate an inpatient. This is a casualty in a traffic crash who has been admitted into hospital for at least one night. However, it was found that not all inpatients were indeed seriously injured. Hence it was decided to include the true injury severity in the definition of seriously injured. Since 2009 a road crash casualty is not considered ‘seriously injured' unless he has been admitted into hospital for at least one night with an injury severity of at least 2. The injury severity is expressed according to the Maximum Abbreviated Injury Score (MAIS), an international measure used in medicine to describe the injury severity which ranges from 1 (minor) to 6 (maximal/fatal). However, according to this measure injury is only serious from MAIS 3 upward. Because we also wish to include casualties with 'moderate' injury (MAIS 2) and the most serious categories (MAIS 4 or higher), SWOV and the Dutch Ministry of Transport will from now on call the group of road crash casualties who have been admitted to hospital with injury of 2 or higher (expressed in MAIS) serious road injuries instead of seriously injured. As road safety policy aims to reduce the numbers of road fatalities and serious road injuries, it is important to know how many of these casualties there are in the Netherlands. Previously, the estimate of the number of inpatients in the Netherlands was made by linking the database of registered crashes BRON and the national medical registration LMR and applying a method to the results which allows an estimate of the number of inpatients that has not been registered in either of the two files. Linking BRON and LMR entails that both files can be searched for records (which are casualties in these files) that describe the same casualty and crash. The number of serious road injuries is also estimated by linking BRON and LMR. The method that is applied to the results of the linking has been adjusted. The adjustment allows taking consideration of the fact that a serious road injury must have an injury severity of 2 of higher, according to MAIS. Other adjustments have also been made to the method. This was necessary because some of the assumptions used in the previous method proved to be not entirely correct. Another improvement of this method compared to the earlier one is that account is now taken of differences in registration between groups of serious road injuries. The new method does not only allow estimates of the numbers of serious road injuries according to those variables that probably have an influence on whether or not the serious road injuries are registered correctly (injury severity, crash type and region), but also attributes weights to each serious road injury in LMR. These weights make it possible to estimate the number of serious road injuries for each variable, provided the variable is present in LMR. For example, when someone is interested in the number of male serious road injuries the following approach can be taken: select the male serious road injuries registered in LMR and add all the weights that have been attributed to those injuries. The result is an indication of the actual number of serious road injuries among male casualties. Weights have also been attributed to serious road injuries in BRON. It must be noted here that in BRON only casualties in motor vehicle crashes are attributed a weight. The reason is that in BRON the registration rate of casualties in non-motorized vehicle crashes is so low (approximately 4%) that it is not possible to increment the registered numbers to come to reliable real values. The BRON weights make it possible to determine numbers of casualties in motor vehicle crashes according to the traffic variables available in BRON, e.g. urban/rural or crash location (road section, intersection). The new method to estimate the number of serious road injuries results in 17,664 serious road injuries in 1993, decreasing to 15,430 serious road injuries in 2006, and increasing again to 17,666 serious road injuries in 2008. This increase during the last two-year period can be observed for most crash types, for all injury severities (of 2 and higher, according to MAIS) and also in most Dutch regions. The present report has also taken a closer look at the reliability of the estimation methods. This has been done by comparing the different interim results. The reliability of the BRON and LMR files is important for the reliability of the results. This reliability was investigated earlier, but for the first time the present report investigates how often - a casualty is registered as a serious road injury in LMR, but in actual fact is not; - a serious road injury is registered in LMR, but has not been included in the file handed over to SWOV. This has resulted in a correction for crashes that occurred on private roads (and therefore are not traffic crashes according to the definition). For the rest we assume both groups cancel each other out. The method and results have led to a number of recommendations. Firstly, it is recommended to use the newly developed method from now on to estimate the number of serious road injuries, and, therefore, also to continue using the name ‘serious road injury’ and its new definition. This should result in a target for the numbers of serious road injuries in 2010 and 2020. The Dutch Minister of Transport has already informed Parliament (VenW, 2010) to set the target for the number of inpatients with an injury severity of 2 or higher, according to MAIS - these are the serious road injuries - at 14,800 in 2010 en 10,600 in 2020. Secondly, there are recommendations for further research. Especially the sudden increase of the number of serious road injuries in 2007 and 2008 warrants further study. This is very important because the increase is so high that coincidence seems to be unlikely. In addition, this development concerning the number of serious road injuries differs strongly from the developments concerning the number of road fatalities. Finally, it is important that the name 'serious road injuries' and the new definition become established rapidly and thoroughly. This can, for example, be accomplished by providing general access to the data according to this definition. This data and the new name for this group of road casualties should be integrated in the SWOV website without delay and should be made easily accessible.
Rapportnummer
R-2010-15
Pagina's
70 + 45
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.