Drug-, medicijn- en alcoholgebruik van automobilisten in Nederland

Verslag van een veldonderzoek, uitgevoerd in weekendnachten van het najaar 1997/1998
Auteur(s)
Mathijssen, M.P.M
Jaar
In het najaar van 1997 en 1998 heeft de SWOV, in samenwerking met het bureau Traffic Test en het Deltalab, een veldonderzoek uitgevoerd naar het drug-, medicijn- en alcoholgebruik van automobilisten in Nederland. Hetonderzoek is uitgevoerd in vrijdag- en zaterdagnachten (tussen 22.00 en 4.00 uur) in 26 onderzoeksgebieden, zo goed mogelijk verdeeld naar regio en gemeentegrootte. Amsterdam is tweemaal als onderzoeksgebied geselecteerd; er is zowel in een vrijdag- als in een zaterdagnacht een meting uitgevoerd. Doelstellingen van het onderzoek De hoofddoelstelling van het onderzoek was het verkrijgen van inzicht in het gebruik van (combinaties van) drugs, medicijnen en alcohol door automobilisten in Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd in weekendnachten van het najaar. Door middel van vervolgmetingen kunnen toekomstige ontwikkelingen in het gebruik van deze lichaamsvreemde stoffen worden vastgesteld. Een bijkomende doelstelling van het onderzoek was het vaststellen van de betrouwbaarheid en praktische bruikbaarheid van testers voor screening van verkeersdeelnemers op het gebruik van drugs en medicijnen. In 1997 zijn zweetmonsters uit de oksel van automobilisten met behulp van de Drugwipe® ter plekke getest op de aanwezigheid van amfetaminen en cannabis; achteraf zijn met behulp van Triage® en Accusign® urinemonsters getest op de aanwezigheid van amfetaminen, cannabis, cocaïne, opiaten, methadon, benzodiazepinen, barbituraten en tricyclische antidepressiva. De resultaten zijn inmiddels gerapporteerd (Mathijssen, 1998a). In 1998 is het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de Drugwipe® voor de detectie van amfetaminen en cannabis voortgezet. Daarnaast was het de bedoeling een paneltest voor de detectie van de meestgebruikte illegale drugs en rijgevaarlijke medicijnen in speeksel te beproeven. Deze test, RapiScan Saliva DoA® genaamd, kon door de fabrikant echter niet tijdig worden geleverd en is dus niet in het onderzoek betrokken. Incidentie van drugs, medicijnen en alcohol In totaal zijn 1.249 automobilisten benaderd om op basis van vrijwilligheid aan het onderzoek mee te werken. Van hen hebben er 128 (10,2%) geweigerd. Van 228 proefpersonen (18,3%) bleek het niet mogelijk een urinemonster te verkrijgen; deze proefpersonen zijn wel geïnterviewd en hebben (deels) de zweettesten met de Drugwipe® ondergaan. Van de 893 onderzochte urinemonsters bleken er 57 (6,4%) positief te zijn: -9 (1,0%) voor potentieel rijgevaarlijke medicijnen: viermaal codeïne en vijfmaal benzodiazepine; -48 (5,4%) voor illegale drugs, waarvan driekwart voor uitsluitend cannabis en nog eens een tiende voor een combinatie van cannabis met cocaïne of amfetamine. Vooral jonge mannelijke bestuurders van 18 t/m 24 jaar hadden vaak drugs gebruikt. Ruim één op de zeven mannen in deze leeftijdsklasse was positief voor drugs: in driekwart van de gevallen voor cannabis, in de overige gevallen voor hard drugs (vaak cocaïne in combinatie met cannabis). Van de 57 bestuurders die positief waren voor drugs of medicijnen, hadden er twaalf (21,1%) een positief bloedalcoholgehalte (BAG > 0,2‰); zeven (12,3%) hadden een BAG > 0,5‰ (de wettelijke limiet). Ter vergelijking: van de 836 bestuurders die negatief waren voor drugs of medicijnen, hadden er 79 (9,4%) een positief BAG en 37 (4,4%) een BAG > 0,5‰. Drug- en medicijngebruik blijkt dus sterk te correleren met alcoholgebruik. Selectiviteit van de non-responsgroep De non-responsgroep, die geen urinemonster heeft geproduceerd, wijkt op een aantal variabelen (leeftijd, tijdstip staandehouding, regio, gemeentegrootte) in meer of mindere mate af van de responsgroep, die wel een urinemonster heeft geproduceerd. Gezien de BAG-verdeling van beide groepen (die niet significant verschillend is), is er echter geen reden om te veronderstellen dat de non-responsgroep selectief zou zijn met betrekking tot drug- en medicijngebruik. Betrouwbaarheid en acceptatie van de Drugwipe® De Drugwipe® voor de detectie van cannabis in zweet bleek bij het onderzoek in 1998 zeer ongevoelig te zijn. Nadat in zeven van de zestien onderzoeksgebieden metingen waren verricht, bleken twaalf urinemonsters positief voor cannabis. Geen van desbetreffende proefpersonen had een positieve uitslag op de Drugwipe® gescoord. Overigens heeft de Drugwipe® voor de detectie van cannabis geen vals positieve resultaten geproduceerd. Naar aanleiding van de tot dan toe behaalde resultaten is besloten de Drugwipe® bij de resterende metingen niet meer te gebruiken. Een en ander betekent nog niet, dat de Drugwipe® per definitie ongeschikt is om cannabisgebruikers in het verkeer op te sporen. Een vermoeden van (recent) cannabisgebruik kan met behulp van de Drugwipe® wellicht op indirecte wijze worden verkregen, namelijk uit de aanwezigheid van sporen van die stof op de toppen van wijsvingers en/of duimen. De Drugwipe® is oorspronkelijk namelijk ontworpen voor het detecteren van stoffen op oppervlakken. Het lijkt de moeite waard te onderzoeken, of verkeersdeelnemers op deze indirecte wijze wél betrouwbaar op cannabisgebruik kunnen worden gescreend. Ook het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de Drugwipe® voor de detectie van amfetaminen is na de eerste zeven metingen gestaakt. De reden hiervoor was niet dat deze Drugwipe®-test onvoldoende betrouwbaar zou zijn, maar lag in het feit dat tot dan toe nog geen enkel urinemonster positief was gebleken voor amfetaminen. Het was dan ook onwaarschijnlijk, dat na afloop van alle zestien metingen het aantal positieve urinemonsters wel voldoende groot zou zijn om uitspraken te kunnen doen over de betrouwbaarheid van de Drugwipe®. Overigens heeft ook de Drugwipe® voor de detectie van amfetaminen geen enkele vals positieve uitslag geproduceerd. De acceptatie van de Drugwipe® door de verkeersdeelnemers lag op een zeer hoog niveau. Geen van de proefpersonen die zich bereid verklaarden aan het onderzoek deel te nemen, had bezwaar tegen het afnemen van een zweetmonster uit de oksel.
Drug and alcohol use by motorists in the Netherlands, 1997/1998 In the Autumn of 1997 and 1998, SWOV, in co-operation with Traffic Test and Deltalab, carried out a roadside survey investigating the drug and alcohol use of motorists in the Netherlands. This survey was conducted among a representative sample of 26 research areas, on Friday and Saturday nights between 10:00 p.m. and 4:00 a.m. Amsterdam was selected twice as research area; measurements were carried out on both a Friday and Saturday night. Objectives of the study The main objective of the study was to assess the incidence of drugs, including alcohol, in week-end nighttime motorists in The Netherlands. The 1997/1998 study had to provide a basis for monitoring future developments by means of follow-up studies. Motorists were stopped at random along the road, and were asked to co-operate with the drug trial on a voluntary basis. Co-operating motorists were interviewed about their drug use, and were asked to produce a urine sample for two-stage analysis in the Deltalab laboratory. The first stage comprised screening by means of EMIT II® for (meth)amphetamines, cannabis, cocaine, opiates, methadone, benzodiazepines, barbiturates, and tricyclic antidepressants. The second stage comprised confirmation of positive screening results by means of GC-MS, or, in het case of cannabis, by means of HPLC-DAD. A second objective of the study was to assess the reliability and practical usefulness of sweat and urine testers for the rapid screening of drug use. Both in 1997 and 1998, sweat samples were taken from the armpit, and tested by means of Drugwipes® for the detection of cannabis and amphetamines, respectively. Urine samples were, only in 1997, tested by means of Triage® and Accusign® systems for the detection of (meth)amphetamines, cannabis, cocaine, opiates, methadone, benzodiazepines, barbiturates, and tricyclic antidepressants. The 1997 results have been reported separately (Mathijssen, 1998a). The Drugwipe® for the rapid detection of amphetamines in sweat turned out to be an extremely insensitive test; none of the subjects who tested positive as a result of the urine analysis were detected with the Drugwipe®. Regarding the reliability of the Drugwipe® for the detection of cannabis, no clear conclusions could be drawn. Triage® and Accusign®, however, appeared to be reasonably reliable screeners, although not very practical for large-scale testing at the roadside. For the 1998 trial, testing of a prototype of the RapiScan Saliva DoA® was foreseen. The manufacturer, however, was not to be able to deliver this saliva test in due time. Hence, the saliva test could eventually not be included in the trial. Incidence of drugs and alcohol A total of 1,249 motorists were asked to participate in the study. Of them, 128 (10.2%) refused. From 228 subjects (18.3%), it was not possible to obtain a urine sample although these subjects were interviewed and, if asked, underwent a sweat test. Out of the 893 urine samples, 57 (6.4%) appeared to be positive for drugs: -9 (1.0%) for licit drugs: 4 for codeine and 5 for benzodiazepines; -48 (5.4%) for illicit drugs, in most cases cannabis (75%) or a combination of cannabis and other illicit drugs (10%). Especially among male drivers in the age of 18 to 25, the incidence of illicit drugs was found to be high; more than one in seven tested positive. Three quarters of these involved cannabis, the rest involved hard drugs (mostly cocaine in combination with cannabis). Out of the 57 motorists who tested positive for drugs, 12 (21.1%) had a positive BAC (> 0.02%) and 7 (12.3%) had an illegal BAC (> 0.05%). Out of the 836 motorists who tested negative for drugs, 79 (9.4%) had a positive BAC and 37 (4.4%) had an illegal BAC. So driving under the influence of drugs correlates strongly with drink-driving. Selectivity of the non-response group The non-response group of motorist who did not produce a urine sample, is slightly selective for variables such as age, time of day, region, and municipality size. But, on the other hand, the non-response group is not selective regarding the BAC-distribution. The latter suggests that the non-response group is not dramatically selective regarding drug use. Reliability and acceptance of the Drugwipe® In the 1998 trial, the Drugwipe® for the detection of cannabis in sweat turned out to be extremely insensitive. After measurements in seven research areas, the urine of twelve motorists had turned out to be positive for cannabis, but none of them was detected with the Drugwipe®. On the other hand, the Drugwipe® had not produced any false positive results. As a consequence of this, SWOV, after consulting the Dutch importer of Drugwipe®, decided to cancel further Drugwipe® sweat testing for cannabis. It might be possible, however, to get an indirect indication of recent cannabis use, not by sweat testing but by surface testing (i.e. of fingertips). In order to find out, further research will be needed. Drugwipe® sweat testing for amphetamines was also cancelled after measurements in seven research areas. In this case, the reason was that, up until then, none of the urine samples had turned out to be positive for amphetamines. It was not likely, that after all sixteen measurements the number of positive urine samples would be sufficient for assessing the reliability of the Drugwipe® for the detection of amphetamines in sweat. Just like the Drugwipe® for cannabis, the Drugwipe® for amphetamines had not produced any false positive results. Among motorists, the acceptance level of Drugwipe® testing was very high. None of the subjects who agreed to co-operate with the survey, had an objection against sweat sampling from the armpit.
Rapportnummer
R-99-5
Pagina's
51
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.