De effecten van een eendaagse voortgezette rijopleiding voor motorrijders

Auteur(s)
Boele, M.J.; Craen, S. de; Erens, A.L.M.T.
Jaar
Dit rapport doet verslag van een evaluatiestudie naar een voortgezette rijopleiding voor motorrijders. Deze voortgezette rijopleiding heeft als doel om de hogereordevaardigheden van motorrijders te trainen. Dit onderzoek komt voort uit het Actieplan verbetering verkeersveiligheid motorrijders van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, waarin een aantal maatregelen is gepresenteerd om de verkeersveiligheid van motorrijders te vergroten. Motorrijders hebben een relatief grote kans om bij een ongeval betrokken te raken. Daarnaast zijn de gevolgen van een ongeval, vanwege de beperkte bescherming van de motorrijder, vaak relatief ernstig. Hoewel het aantal doden onder motorrijders in Nederland door de jaren heen daalt, is deze daling minder sterk dan die onder andere vervoerswijzen. Deze evaluatiestudie gaat in op de vraag of het mogelijk is om hogereordevaardigheden bij motorrijders te trainen met een voortgezette rijopleiding. Hogereordevaardigheden zijn bijvoorbeeld het herkennen en analyseren van risico’s in het verkeer, en hierop anticiperen. Voortgezette rijopleidingen worden gezien als een manier om het leren door ervaring te versnellen. Echter, eerder onderzoek naar voortgezette rijopleidingen, voor onder andere bij (jonge) automobilisten, heeft aangetoond dat deze trainingen niet altijd een positief - en soms zelfs een negatief - effect hebben op het ongevalsrisico. Vooral trainingen die gericht zijn op het aanleren van complexe vaardigheden (het uit een slip halen van de auto) lijken contra-effectief. Een mogelijke oorzaak hiervoor is dat automobilisten na de training hun eigen vaardigheden overschatten en daarmee de risico’s in het verkeer onderschatten. Ook voor motorrijders is er tot nu toe weinig empirisch bewijs dat een (voortgezette) rijopleiding een positief effect heeft op de veiligheid. Een recente overzichtsstudie (een ‘Cochrane review’ van Kardamanidis et al., 2010) naar de effecten van motortrainingen concludeerde dat de meeste studies erg gedateerd zijn en onder methodologische tekortkomingen lijden. De onderzoekers konden hierdoor geen uitsluitsel geven over de effectiviteit van de training op onder meer ongevallen. Naast methodologische tekortkomingen, zoals die in de studies van de Cochrane review, lijkt ook de inhoud van de training er oorzaak van te kunnen zijn dat er geen effect van training aangetoond kan worden. Ook bij trainingen voor motorrijders is het mogelijk dat ze gevaarlijk rijden juist in de hand werken, doordat ze een gevoel van zelfvertrouwen creëren, zonder dat de vaardigheden daadwerkelijk verbeteren. Een van de maatregelen uit het genoemde actieplan van het ministerie betrof het ontwikkelen van een voortgezette rijopleiding voor het trainen van hogereordevaardigheden bij motorrijders. Omdat de voortgezette rijopleiding ‘VRO Risico’ van de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV) alle eigenschappen lijkt te hebben van een goede voortgezette rijopleiding, is ervoor gekozen deze training te evalueren in plaats van een nieuwe te ontwikkelen. Deze eendaagse training is zowel een theoretische als praktische training en is erop gericht om risico’s in het verkeer vroegtijdig te ontdekken en te herkennen. De training is, in tegenstelling tot veel andere trainingen, niet gericht op het aanleren van vaardigheden. De motorrijder wordt geleerd dat het beter is gevaarlijke verkeerssituaties te voorkomen, dan hoe in deze situaties te handelen. De training is gebaseerd op de onderliggende processen van risico-onderkenning en doorloopt vijf stappen met de volgende leerdoelen: 1) inzicht in de eigen beperkingen, 2) opmerken van mogelijk gevaar, 3) inschatten of het rijgedrag moet worden aangepast, 4) keuze van het rijgedrag, en 5) uitvoering van het rijgedrag. Om de risico’s in het verkeer inzichtelijk te maken en te kunnen bespreken, worden de praktijkritten gefilmd. Bij het terugkijken en bespreken van de beelden worden eventuele niet-opgemerkte risico’s zichtbaar en is het mogelijk te leren van de eigen fouten. In dit rapport worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord: 1. Wat is het effect van de training op waargenomen en zelf gerapporteerd rijgedrag? 2. Wat is het effect van de training op de leerdoelen: a. Waargenomen (preventief) rijgedrag? b. Waargenomen kijkgedrag? c. Waargenomen reactie op situatie? d. Zelf gerapporteerde zichtbaarheid in het verkeer? 3.Wat is het effect van de training op gevaarherkenning? Methode Deze evaluatie bestaat uit een voor- en nameting met een experimentele groep (VRO Risico-deelnemers) en een controlegroep, waaraan de proefpersonen random waren toegewezen. De motorrijders in dit onderzoek zijn geworven op de jaarlijkse Motorbeurs in Utrecht, in februari 2012. Een korte vragenlijst onder 496 beursbezoekers laat zien dat — voor de bevraagde kenmerken — Motorbeursbezoekers vergelijkbaar zijn met de gehele populatie motorrijders in Nederland. Van de 496 gesproken beursbezoekers hebben in totaal 222 deelnemers het gehele onderzoek afgerond. Het verschil tussen de gesproken beursbezoekers die wél en bezoekers die niet wilden deelnemen aan het onderzoek is onderzocht. Ondanks twee kleine verschillen tussen deze groepen, hebben we geconcludeerd dat de groepen vergelijkbaar zijn. De deelnemers hebben zowel tijdens de voormeting in het voorjaar als bij de nameting in het najaar een vragenlijst ingevuld. Tevens is hun rijgedrag — na een praktijkrit van 20 minuten op de openbare weg — door KNMV-instructeurs beoordeeld. Elke rit in het verkeer is gefilmd. Bij de nameting is bij een deel van de motorrijders een gevaarherkenningstest afgenomen. Zowel de instructeurs als de interviewers bij de gevaarherkenningstest waren zo veel mogelijk ‘blind’ gehouden voor de experimentele conditie en controleconditie van de deelnemers (met andere woorden, ze wisten niet of de deelnemer een training had gevolgd). In de periode tussen de voor- en nameting heeft de experimentele groep (n=137) een VRO Risico gevolgd. De controlegroep (n=85) volgde geen enkele motortraining. Resultaten Voor wat betreft de eerste onderzoeksvraag, blijkt dat er een effect van training is op waargenomen rijgedrag. De getrainde deelnemers kregen in de nameting van de instructeur een hoger rapportcijfer voor veilig rijden dan de controlegroep. Er werd in deze praktijkrit geen verschil tussen getrainde en ongetrainde deelnemers waargenomen in vlot, vaardig en sociaal rijden. Ook heeft de training geen invloed gehad op het zelf gerapporteerde rijgedrag. Er was geen verschil tussen getrainde en ongetrainde deelnemers in de cijfers die zij zichzelf gaven voor veilig, vlot en vaardig rijden. Voor de beantwoording van de tweede onderzoeksvraag is naar het effect van de training op specifieke leerdoelen gekeken. De resultaten laten zien dat de training vooral een positief effect heeft op het rijgedrag (bijvoorbeeld de snelheid of de positie op de weg) als dit aangepast moet worden om de zichtbaarheid te vergroten en als reactie op potentieel gevaar. Er is een minder duidelijk effect gevonden op het opmerken van potentieel gevaar. De derde onderzoeksvraag betreft de effecten van de training op gevaarherkenning. De VRO Risico-deelnemers hebben de gevaarherkenningstest tijdens de nameting, over het geheel genomen beter gemaakt dan de controlegroep. De getrainde groep scoort met name beter dan de controlegroep op de verborgen gevaren. Bij een verborgen gevaar gaat het om een andere verkeersdeelnemer die nog niet zichtbaar is, maar die plotseling ergens achter vandaan kan komen. Er is minder effect van de training gevonden op het waarnemen van een zichtbaar potentieel gevaar (situaties waarbij andere verkeersdeelnemers — die wel te zien zijn — zich onveilig zouden kunnen gaan gedragen). Discussie Zoals eerder werd genoemd, zijn er weinig gedegen en recente wetenschappelijke studies die een positief effect op van (voortgezette) training van motorrijders aantonen. In het huidig onderzoek is er alles aan gedaan om de evaluatie wetenschappelijk verantwoord uit te voeren. Een belangrijk pluspunt in deze studie, dat bij veel evaluaties ontbreekt, is dat de deelnemers random zijn toegewezen aan de experimentele conditie (deelnemers aan de VRO Risico) en de controleconditie. Het is hierdoor mogelijk geweest twee groepen te creëren die niet bij voorbaat al van elkaar verschillen. Ook is het een voordeel dat, in tegenstelling tot in veel andere studies, de effecten van de training met meerdere instrumenten zijnis gemeten. Naast zelf gerapporteerd gedrag — dat niet altijd een goede voorspeller is van werkelijk gedrag — is ook het ‘werkelijk’ gedrag van de deelnemers gemeten in een praktijkrit door KNMV-instructeurs. Daarnaast zijn de effecten van de training gemeten met een gevaarherkenningstest die volledig buiten dit onderzoek (buiten de opzet van de training) is ontwikkeld. Een ander belangrijk aspect is dat zowel de instructeurs bij de praktijkrit als de interviewers bij de gevaarherkenningstest ‘blind’ waren voor de conditie van de deelnemers. Dat wil zeggen, zij wisten tijdens de nabetreffende meting niet of een deelnemer wel of geen training had gevolgd. Het is vanwege het lage aantal gerapporteerde ongevallen tussen de voor- en nameting niet mogelijk geweest de effecten van de VRO Risico op ongevallen te meten. Waarom werkt de VRO Risico? Op basis van eerdere studies naar voortgezette rijopleidingen hebben we ideeën waarom deze training, in tegenstelling tot vele andere, wel een effect heeft. Een belangrijk doel van de VRO Risico is de motorrijder bewust te maken van de risico’s in het verkeer en hierop te laten anticiperen door onder andere de positie op de weg en snelheid aan te passen. En cruciaal aspect daarbij is dat deze training geen overschatting van rijvaardigheid veroorzaakt, terwijl het rijgedrag (veilig rijden en gevaarherkenning) wel meetbaar verbetert. Een leerdoel van de training is dat de motorrijder een reëler beeld krijgt van zijn eigen capaciteiten. Dit wordt mogelijk bewerkstelligd door het terugkijken van de videobeelden van de eigen rit, waarna de motorrijders zich realiseren aan welke risico’s zij hebben blootgestaan. Het praktijkgedeelte van de training vindt plaats op de openbare weg en niet op een afgesloten terrein. Enerzijds worden hierdoor de motorrijders geconfronteerd met de risico’s die normale verkeerssituaties met zich meebrengen. Anderzijds kan bovendien het gevoel van een vaardigheidstraining worden weggenomen. Wanneer deelnemers de training ervaren als een vaardigheidstraining zou dit overschatting van vaardigheden in de hand kunnen werken. Aanbevelingen In dit onderzoek is een belangrijke stap gezet om aan te tonen dat met de juiste training het rijgedrag van motorrijders positief kan worden beïnvloed. Toch is het te vroeg om tot bijvoorbeeld verplichting van een dergelijke cursus over te gaan. De effecten in deze studie zijn gemeten, immers slechts enkele maanden nadat de deelnameemers aan de VRO Risico-training hebben gevolgd gemeten. We weten hiermee nog niet of de opgedane positieve effecten blijvend zijn. De langetermijneffecten van de VRO Risico zullen in een vervolgonderzoek, dat de SWOV in 2013 uitvoert, worden onderzocht. Conclusie Motorrijders zijn, in vergelijking met bijvoorbeeld automobilisten, kwetsbaar in het verkeer. Dit onderzoek laat zien dat het volgen van een VRO Risico een positief effect heeft op de veiligheid van het rijgedrag en gevaarherkenning door motorrijders. Er is geen aanwijzing gevonden dat het oordeel over de eigen rijvaardigheid van de deelnemer is beïnvloed door de training. Hiermee lijkt het risico afgewend dat de verbetering op veilig rijden teniet wordt gedaan door de zelfoverschatting van vaardigheden, waardoor de motorrijder juist meer risico’s gaat nemen. Dit is een belangrijk resultaat aangezien er nog maar weinig gedegen, en recente, studies zijn die een positief effect van een voortgezette rijopleiding laten zien.
The effects of a one-day advanced rider training for motorcyclists This report discusses an evaluation study of an advanced rider training for motorcyclists. The training aims to improve motorcyclists’ higher order skills. The study is the result of the Action plan road safety improvement motorcyclists of the Ministry of Infrastructure and the Environment, which proposes a number of measures to improve road safety for motorcyclists. Motorcyclists have a relatively high risk of being involved in a crash. In addition, crash consequences are relatively more severe, due to the limited protection of the motorcyclist. Although in the Netherlands the number of fatalities among motorcyclists has been declining over the years, the decline is less sharp than that for other modes of transport. The main interest of this evaluation study is to explore whether motorcyclists’ higher order skills can be trained with an advanced rider training. Examples of higher order skills are recognizing and analysing traffic hazards and anticipating on them. Advanced rider and driver trainings are seen as a way to speed up learning through experience. However, previous research into advanced driver training, for instance among (young) drivers, did not always show a positive - and sometimes even a negative - effect on crash rate. Especially training aimed at teaching complex skills such as how to recover a vehicle from a skid seem to be contra-effective. A possible explanation might be that trained drivers overestimate their skills and at the same time underestimate the traffic hazards. Also for motorcyclists there is little empirical evidence as yet that an (advanced) rider training has a positive safety effect. A recent review (a ‘Cochrane review’ by Kardamanidis et al., 2010) of the effects of rider trainings concluded that most of the studies are very dated and suffered from serious methodological weaknesses. The researchers were therefore unable to draw decisive conclusions about the effectiveness of the training on, among others, crashes. Besides methodological weaknesses, like those in the studies in the Cochrane review, also the content of the training might be the cause of the failure to establish an effect of advanced trainings. It may be the case that motorcyclist training, just like driver training, encourages dangerous riding, due to a feeling of self-confidence, without actually improving skills. One of the measures in the Ministry’s above-mentioned action plan was the development of an advanced rider training to improve higher order skills in motorcyclists. As the advanced training ‘ART Risk‘ (VRO-Risico) offered by the Royal Dutch Motorcyclists Association (KNMV) seems to have all the qualities of a good advanced rider training, it was decided to evaluate this particular training instead of developing a new one. This one-day training is both theoretical and practical and focuses on timely perception and recognition of hazards in traffic. As opposed to many other trainings, this training does not focus on acquiring skills. The motorcyclist is taught that it is better to prevent hazardous situations, rather than how to act in these situations once they have occurred. The training is based on the underlying processes of hazard perception and goes through five steps with the following objectives: 1) insight in one’s own limitations, 2) perceiving possible hazards, 3) judging whether the riding behaviour should be adapted, 4) choosing the riding behaviour, and 5) performing the riding behaviour. To provide insight in the traffic risks and to be able to discuss them, the on-road rides are recorded. When the films are watched and discussed, possible unnoticed hazards are visible and one can learn from one’s own mistakes. The present report answers the following research questions: 1. What is the effect of the training on observed and on self-reported riding behaviour? 2. What is the effect of the training on the objectives: a. Observed (preventive) riding behaviour? b. Observed glance behaviour? c. Observed reaction to the situation? d. Self-reported visibility in traffic? 3. What is the effect of the training on hazard perception? Method This evaluation is a randomized controlled study (pre- and post-test) with an experimental group (‘ART Risk’ participants) and a control group. The motorcyclists in the study were recruited at the annual Motorcycle Fair in Utrecht which was held in February 2012. A brief survey among 496 visitors of the fair indicates that— for the inquired characteristics — visitors of the Motorcycle Fair are representative of the entire population of motorcyclists in the Netherlands. A total of 222 of the 496 participants completed the study. The difference between the Fair visitors who did participate in the study and those who did not, was investigated. Despite two small differences between the two groups, we concluded that the groups are similar. During the pre-test in spring as well as in post-test in autumn, participants completed a questionnaire. Their traffic behaviour was assessed in a 20 minute ride on public roads by KNMV instructors. Each ride in traffic was recorded on film. During the post-test, a share of the participants also took a hazard perception test. The instructors as well as the interviewers at the hazard perception test were kept ‘blind’ with respect to whether the participant was assigned to the experimental or the control group. In other words, they did not know whether the participant was trained or not. In the period between pre- and post-test, the experimental group (n=137) followed an ‘ART Risk’ training, the control group (n=85) did not follow any motorcycle training. Results Concerning the first research question, an effect of the training on observed riding behaviour was found. In the post-test, the instructor rated the trained participants higher on safe riding than the control group. No difference was observed in smooth, skilful and social riding between trained and untrained participants. Nor did the training influence the self-reported traffic behaviour. There was no difference between trained and untrained participants in the rating they gave themselves for safe, smooth and skilful riding. To answer the second research question, the effect of the training on the specific objectives was examined. A positive effect was found for riding behaviour, e.g. speed or the position on the road, if it needed to be adapted to increase visibility and in reaction to potential danger A less clear effect was found on perceiving potential hazards. The third research question focuses on the effects of the training on hazard perception. Overall, the ’ART Risk’ participants performed better on the hazard perception test than the control group. The trained group scored better on covert latent hazards in particular than the control group. A covert latent hazard involves another road user who is not yet visible, but who can suddenly show up. A smaller effect of the training was found in observing the overt latent hazards (situations in which other road users — who are visible — could start to behave unsafely). Discussion As was mentioned earlier, there are few thorough and recent studies that indicate a positive effect of (advanced) training of motorcyclists. In the present study the utmost was done to carry out the evaluation according to scientific standards. An important plus in this study is that participants were randomly assigned to the experimental (participants of ‘ART Risk’) and control condition, which lacks in many evaluations. By means of random assignment two groups were created that did not differ on beforehand. It is also an advantage that, as opposed to many other studies, the effects of the training have been measured with multiple instruments. In addition to the self-reported behaviour — which is not always a reliable predictor of actual behaviour— the actual behaviour of the participants was also rated by KNMV instructors during the on the road-ride. Furthermore, the effects of the training were measured with a hazard perception test. The design of the test did not have any similarities with the actual training. Besides, it has been developed outside the scope of this study. Another important aspect is that the instructors of the on-road ride, as well as the interviewers of the hazard anticipation test, were kept ‘blind’ to whether the participant was assigned to the experimental or the control group. In other words, they did not know whether the participant was trained or not. Due to the small number of reported crashes between the pre- and post-test it was not possible to measure the effect of the ‘ART Risk’ on crashes. Why is ‘ART Risk’ effective? Based on previous studies on advanced driver or rider trainings, we have some ideas why this training contrary to others, does show an effect.. An important objective of the ‘ART Risk’ training is to make the motorcyclist aware of the traffic risks and to learn them to anticipate by, for instance, adapting speed and road position. Crucial for this training is that it does not lead to overestimation of the riding skills, while it quantifiably improves traffic behaviour (safer riding and hazard perception). A training objective is that motorcyclists get a more realistic idea of their own capacities. This might be accomplished by watching the video recordings of their own practice ride which makes them realise which risks they have been exposed to. The practical part of the training takes place on public roads, and not on a closed off circuit. On the one hand, this confronts the motorcyclists with the risks involved in ordinary traffic situations. On the other hand, this eliminates the perception of a skills training. When participants perceive the training as an skills training, it might result in an overestimation of riding skills. Recommendations This study is an important step forward to demonstrate that motorcyclists’ traffic behaviour can be positively influenced by the right training. Still, it is too early to make the training compulsory. The measured effects occurred only months after the ‘ART Risk’ training. We do not yet know whether the positive effects will sustain. The long term effects of the ‘ART Risk’ will be investigated in a follow-up study, performed by the SWOV in 2013. Conclusion Motorcyclists are, compared to for example car drivers, vulnerable in traffic. The present study shows that the ‘ART Risk’ training has a positive effect on riding behaviour and hazard perception of motorcyclists. No indications were found that the training influenced the motorcyclist’s judgement of his own riding skills. This seems to avert the risk of overestimation of one’s own riding skills voiding the improvement of safe riding, resulting in the motorcyclist taking more risks instead. This is an important finding, as there are only few thorough and studies that show a positive effect of advanced driver and rider training.
Rapportnummer
R-2013-3
Pagina's
54 + 30
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.