Beïnvloeding van acceptatie van snelheidsbeperkende maatregelen

Attitudeverandering van automobilisten onder invloed van verschillende vormen van voorlichting en groepsdiscussie
Auteur(s)
Goldenbeld, Dr. Ch.; Wisman, A.
Jaar
In het Nederlandse verkeersveiligheidsbeleid vormt de beheersing van rijsnelheden een centraal onderdeel. Verschillende vormen van voorlichting kunnen ingezet worden om de acceptatie van snelheidsbeperkende maatregelen te vergroten. De vraag is in welke mate verschillende typen van voorlichting hierin ook effectief zijn. Daarnaast is de vraag in welke mate de acceptatie van snelheidsbeperkende maatregelen vergroot of juist verkleind wordt door het proces van sociale meningsvorming. In deze studie is een experiment uitgevoerd waarin twee belangrijke typen van voorlichting werden onderscheiden, kennisverhogende en angstaanjagende voorlichting, en waarin groepsdiscussies plaatsvonden. Centraal stonden twee snelheidsgerelateerde maatregelen: 'invoering van 60 km/uur-gebieden' en 'uitbreiding van het aantal flitspalen'. Bij in totaal 81 ervaren automobilisten werden de volgende variabelen gevarieerd: wel of niet ontvangen hebben van een kennisverhogende folder over 60 km/uur-gebieden, en het wel of niet gezien hebben van een harde, angstaanjagende tv-spot over gevaren van hard rijden. Vervolgens kregen de proefpersonen een vragenlijst voorgelegd met vragen over hun kennis van 60 km/uur-gebieden, hun attitude ten aanzien van 60 km/uur-gebieden en flitspalen, en hun gedragsintentie om de 60 km/uur-limiet in een 60 km/uur-gebied na te leven. Na invulling van de vragenlijst discussieerden de proefpersonen in groepen van 6 tot 9 personen over de onderwerpen verkeersveiligheidsvoorlichting, 60-km/uur-gebieden en flitspalen. Hierna werd opnieuw hun attituden ten aanzien van 60 km/uur-gebieden en flitspalen gemeten, om eventuele meningsverandering te kunnen vaststellen. Bij de resultaten van het onderzoek kunnen twee kanttekeningen worden geplaatst. De representativiteit van de resultaten lijkt beperkt tot oudere automobilisten (gemiddeld 50 jaar) met een relatief hoge opleiding, die een groot deel van de steekproef vormden. De in het onderzoek gevonden effecten hangen waarschijnlijk samen met de specifieke inhoud en vormgeving van de onderzochte voorlichtingsmiddelen in deze studie, de folder en tv-spot. Het is niet bekend of met andere voorlichtingsmaterialen dezelfde resultaten zouden zijn gevonden. De folder over 60 km/uur-gebieden bleek zoals verwacht de kennis over deze maatregel te hebben verhoogd. Hoewel vrouwen de folder duidelijker en overtuigender vonden dan mannen, bleek dat de folder alleen mannen ertoe bracht wat positiever te gaan denken over de maatregel. Bij vrouwen werd juist een averechts effect gevonden: vrouwen die de folder niet hadden gelezen vonden de maatregel 60 km/uur-gebied prettiger dan vrouwen die de folder wel hadden gelezen. Bij de mannen maakte het lezen van de folder geen verschil uit voor hun intentie om zich te houden aan de 60 km/uur-limiet. Bij de vrouwen leidde de folder (opnieuw) tot een averechts effect, namelijk juist een zwakkere intentie om zich aan de 60 km/uur-limiet te houden. Een mogelijke interpretatie van deze bevindingen is dat de kennisverhogende voorlichting zowel mannen als vrouwen heeft gestimuleerd om kritischer na te denken over de maatregel 60 km/uur, met als gevolg dat vrouwen hun aanvankelijk positieve oordeel matigden en mannen hun aanvankelijk negatieve oordeel matigden. Er werd verondersteld dat er na groepsdiscussie minder attitudeverandering zou plaatsvinden bij het bekende onderwerp 'flitspalen' dan bij het nieuwe onderwerp 'invoering 60 km/uur-gebieden'. De resultaten wezen ook in deze richting: bij minder discussiegroepen werd een meningsverandering op het onderwerp flitspalen waargenomen dan op het onderwerp 60 km/uur-zone. Daarbij tendeerde de verandering in attitude bij het onderwerp 60 km/uur-zones eerder naar een negatieve richting dan naar een positieve richting. Zoals ook in ander onderzoek is vastgesteld, kan een proces van publieke meningsvorming ertoe leiden dat meningen over een maatregel (in eerste instantie) in negatieve richting verschuiven, tegengesteld aan de bedoeling van voorlichting. Wat betreft de invloed van de confronterende tv-spot over de gevaren van te hard rijden vonden we dat vrouwen onder invloed van de tv-spot geneigd waren meer in te stemmen met strenge maatregelen tegen automobilisten, en de invoering van 60 km/uur-gebieden prettiger te vinden. Bij mannen bleek de tv-spot juist een 'averechts' effect te hebben gesorteerd. Mannen die de tv spot hadden gezien zagen minder gevaar van te hard rijden binnen of buiten de bebouwde kom, en toonden tevens minder bereidheid om zich aan de 60 km/uur-limiet te houden wanneer ze haast hadden. Het lijkt er dus op alsof mannen zich bewust afzetten tegen de boodschap (""hard rijden is gevaarlijk"") en de gedragsaanbeveling in de tv-spot (""minder hard rijden""). Een interpretatie van deze bevinding is dat de tv-spot met name bij mannen meer afwijzing en tegendraadse attitudes oproept, omdat mannen wellicht het gedrag van hardrijden meer herkennen als gedrag dat op henzelf betrekking heeft dan vrouwen. Het is een bekend gegeven dat mannelijke automobilisten gemiddeld genomen hogere rijsnelheden aanhouden dan vrouwelijke automobilisten. Gezien de averechtse effecten van de in deze studie gebruikte expliciet shockerend bedoelde tv-spot, is er veel voor te zeggen om het gebruik van deze vorm van angstaanjagende voorlichting te vermijden en om te kiezen voor een positief getoonzette stijl van voorlichten. Dat is ook de expliciete keuze van het nieuwe voorlichtingsbeleid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor de periode 2003-2007.
Influencing the acceptance of speed reducing measures; Attitude changes of motorists as a result of various types of information and group discussions Controlling driving speeds is a central feature of Netherlands road safety policy. Various types of information campaigns can be used to enlarge the acceptance of speed reducing measures. The question is the extent to which various information types are effective in this. There is also the question of the extent to which the acceptance is increased or decreased by the process of social opinion forming. In this study, an experiment was carried out involving two important persuasive messages, i.e. knowledge increasing information and fear appeals, together with group discussions. There were also two speed reducing measures involved: the introduction of 60 km/h zones and the increased use of speed cameras. 81 experienced motorists were subdivided according to the following variables: having/not having received a knowledge increasing folder about 60 km/h zones, and having/not having seen a severe, fear inducing TV spot about the dangers of driving fast. Then the subjects were given a questionnaire about their knowledge of 60 km/h zones, their attitude towards 60 km/h zones and speed cameras, and their intentions to abide by the speed limit in such zones. After having completed the questionnaire, the subjects discussed in groups of 6-9 people the matters of road safety campaigns, 60 km/h zones, and speed cameras. After this, their attitudes towards 60 km/h zones and speed cameras were again measured to determine any changes in opinion. Two remarks can be made about the results of this study. The representativity seems limited: older motorists (average age was 50 years) with an above average education form a large part of the sample. The effects found are probably connected with the specific contents and design of the persuasive message types studied, i.e. the folder and the TV spot. It is not known if other campaign materials would have produced the same results. As expected, the folder about 60 km/h zones increased the knowledge of this measure. Although women found the folder more clear and convincing than men did, it appears that the folder only led men to think more positively about the measure. It had the opposite effect with women: those who had not seen the folder thought the 60 km/h zone measure to be more pleasant than those who had seen it. Having read the folder did not make any difference with the men as regards their intention to abide by the speed limit. With the women it, again, had the opposite effect, viz. a weaker intention to abide by the speed limit. A possible interpretation of these results is that the knowledge increasing information stimulated both men and women to think more critically about the 60 km/h zone measure, with as result that women became less positive than at first and men became less negative. It was assumed that after the group discussions, there would be less changing of attitudes towards the well known speed cameras measure than the new introduction of 60 km/h zones. The results pointed in this direction: changes of opinion about speed cameras were observed in less discussion groups than about 60 km/h zones. The change in opinion about the 60 km/h zones tended to be more in a negative than a positive direction. As has been determined in other studies, a process of public opinion forming can lead to initial opinions about a measure shifting in a negative direction; i.e. the reverse of the goal of campaigning. With regard to the influence of the fear inducing TV spot about the dangers of driving fast, we found that women impressed by it were more inclined to agree with severe measures against motorists, and to find the 60 km/h zones more pleasing. Among the men, the TV spot seems to have had an opposite effect. Men who had seen the TV spot, saw less danger in driving too fast on urban or rural roads, and also showed less preparedness to abide by the 60 km/h speed limit if they were in a hurry. It thus seems as if men consciously rebel against the ""driving fast is dangerous"" message and the ""drive slower"" advice in the TV spot. An interpretation of this result is that it incites more rejection and contrary attitudes, especially among men, because possibly more men than women recognize fast driving as being their own behaviour. It is a known fact that male motorists, on average, drive faster than women. Seeing the opposite effects of this study's explicitly fear inducing TV spot, there is much to be said for avoiding the use of this type of fear appeal, and to choose a positively toned way of informing. This is also the explicit choice of the new publicity policy of the Ministry of Transport for the period 2003-2007.
Rapportnummer
R-2003-34
Pagina's
50 + 7
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.