Aanbod van verkeerseducatie in de basisvorming

Educatie in verkeer en verkeersveiligheid in de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs
Auteur(s)
Levelt, Dr. P.B.M.
Jaar

Tijdens het notaoverleg van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat op 15 december 1997 is aan de toenmalige Minister Jorritsma gevraagd hoeveel procent van de leerlingen in het basis- en voorgezet onderwijs kennismaakt met verkeersveiligheid en verkeersregels. Gegevens over het basisonderwijs zijn door het Cito gepubliceerd in 1998 (Van der Schoot & Verhelst, 1998). Om de vraag voor het voortgezet onderwijs te kunnen beantwoorden heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in 1998 de SWOV gevraagd onderzoek te doen naar de rol die verkeerseducatie speelt in de eerste drie leerjaren daarvan. Wordt er verkeerseducatie gegeven (is er aandacht voor?) en zo ja hoeveel lesuren besteedt men er dan aan? Verkeerseducatie is geen apart vak in het voortgezet onderwijs. Het kan aan de orde komen bij de vakken aardrijkskunde, natuur- en scheikunde, verzorging, techniek of biologie. Verkeerseducatie omvat alles op het gebied van verkeer en vervoer en kan gaan over zaken als mobiliteit, voertuigtechniek, verkeersveiligheid, transportproblemen enzovoort. Verkeersveiligheidseducatie vormt dus een onderdeel van de verkeerseducatie. Bij verkeersveiligheidseducatie gaat het om de rol die de leerling zelf speelt in het verkeer. Hierbij kan gedacht worden aan verkeersregels, het eigen gedrag op de weg en de houding die men in het verkeer aanneemt. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is vooral geïnteresseerd in het aanbod van verkeersveiligheidseducatie.

Het onderzoek is in samenwerking met het Cito uitgevoerd. Ongeveer 1200 leerkrachten, die in de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs lesgeven, hebben in het voorjaar van 1999 een schriftelijke enquête ingevuld. De steekproef was gestratificeerd naar opleidingstype, leerjaar en vak. Het opleidingstype betrof vbo, mavo en havo/vwo en combinaties van deze typen. De vragen betroffen enkele algemene gegevens, vragen over de verkeerseducatie die in het afgelopen schooljaar feitelijk is gegeven (in tijd), en het deel daarvan dat aan verkeersveiligheidseducatie is besteed. Verder werd er gevraagd naar de mening over het verkeersonderwijs nu en in de toekomst, de kwaliteit van de leermiddelen, de kwaliteit van de ondersteunende instanties en de tijd die men zou willen besteden aan verkeerseducatie en verkeersveiligheidseducatie.

Het rapport behandelt allereerst de aandacht voor verkeerseducatie en die van de verkeersveiligheidseducatie daarbinnen (hoofdstuk3). De daaropvolgende hoofdstukken behandelen de verschillen tussen de drie leerjaren (hoofdstuk 4), de verschillen tussen de vijf vakken (hoofdstuk 5), de verschillen tussen de opleidingstypen (hoofdstuk 6), en het aantal lesuren besteed aan diverse onderwerpen (hoofdstuk 7). Het gebruik van diverse leermiddelen en de beoordeling ervan, en de ervaring met ondersteunende instanties worden beide behandeld in hoofdstuk 8. Verder komen enkele verschillen tussen de twaalf provincies in hoofdstuk 9 aan bod. Tot slot wordt ingegaan op het gewenste aantal te bestede lesuren en op de vraag of een apart vak verkeerseducatie wenselijk zou zijn (hoofdstuk 10). Het rapport sluit af met de conclusies, een discussie en een aantal aanbevelingen (hoofdstuk 11).

Uit het onderzoek komt naar voren dat een kwart van de docenten in de basisvorming (de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs) aandacht besteedt aan verkeerseducatie. Dat kwart zegt gemiddeld 4,6 lesuur per jaar in hun klas en binnen hun vak aan verkeerseducatie te besteden. Binnen die 4,6 lesuur verkeerseducatie worden vervolgens gemiddeld 1,7lesuur aan verkeersveiligheidseducatie besteed. Van de tijd die wordt besteed aan verkeerseducatie gaat dus 37% op aan verkeersveiligheidseducatie. Het gemiddelde van 4,6 lesuur geldt alleen voor de leerkrachten die zeggen daadwerkelijk aan verkeerseducatie te doen in hun vak. Dit is slechts 25 % van alle leerkrachten. Wordt naar het gemiddelde van alle leerkrachten tezamen gekeken (dit zijn de leerkrachten die wel verkeerseducatie geven plus de leerkrachten die dit niet doen, dus die 0 lesuren besteden) en wordt aangenomen dat een leerling in elk van de genoemde vakken les krijgt (gemiddeld bestede tijd per leerkracht maal een factor vijf), dan is de schatting dat een leerling jaarlijks gemiddeld 5,4 lesuur verkeerseducatie krijgt, waarvan 1,7 lesuur verkeersveiligheidseducatie. Deze schatting geldt uitsluitend voor de verkeerseducatie en verkeersveiligheidseducatie die in het kader van de genoemde vakken gegeven wordt.

Verkeerseducatie kan in de context van een bepaald vak aan de orde komen, maar verkeer, vervoer en de verkeersveiligheid kunnen ook aan de orde te komen in bepaalde projecten. Het blijkt dat verkeerseducatie buiten het vak weinig voorkomt en áls het al voorkomt betreft het vrij vaak verkeersveiligheidseducatie. Van de totale tijd die aan verkeersveiligheid wordt besteed is 19% niet gekoppeld aan een vak. Ook kan de verkeersveiligheid nog aan de orde komen buiten de uren van reguliere vakken, bijvoorbeeld studie-uren. Gemiddeld krijgt een leerling in de basisvorming 0,3 lesuur per jaar verkeerseducatie op deze wijze.

Als gekeken wordt naar het totale aanbod van de verkeerseducatie (binnen het vak, in de vorm van projecten en buitenschools), dan is de schatting dat een leerling in de basisvorming per jaar gemiddeld 5,7 lesuur verkeerseducatie krijgt, waarvan 2 lesuren verkeersveiligheidseducatie. Gelet op het grote aantal leerkrachten dat zegt niets aan verkeerseducatie te doen, is de schatting dat 25% van de leerlingen in een schooljaar totaal geen verkeerseducatie krijgt.

Wanneer we kijken naar de aandacht voor verkeerseducatie per leerjaar (het 1e, 2e of 3e leerjaar), dan valt op dat in elk leerjaar ongeveer evenveel leerkrachten aandacht zegt te schenken aan verkeerseducatie (circa 25%). Kijkt men echter naar het aantal lesuren dat aan verkeerseducatie besteed wordt, dan valt op dat dit het meeste is in het 3e leerjaar. Het aandeel verkeersveiligheidseducatie in de lesuren verkeerseducatie neemt af van 49% in het 1e leerjaar tot 24% in het 3e leerjaar.

Slechts 8% van de leerkrachten die biologie geven, zegt aandacht te besteden aan verkeerseducatie. Bij verzorging en natuur- en scheikunde ligt dat percentage aanmerkelijk hoger (respectievelijk 37% van de leerkrachten verzorging en 34% van de natuur- en scheikundeleerkrachten). De andere vakken zitten daar tussenin. Van de leerkrachten die zeggen dat ze aandacht besteden aan verkeerseducatie, zijn het de leraren in natuur- en scheikunde die daar de meeste tijd aan besteden (6 lesuren). Ook aardrijkskunde en techniek scoren hierbij hoog (respectievelijk 5,7 en 5,1lesuur). Onder de leerkrachten die zeggen aandacht te besteden aan verkeerseducatie, besteden de leerkrachten verzorging en biologie daaraan de minste tijd (voor beide vakken 2,4 lesuur). Het aandeel verkeersveiligheidseducatie bij leerkrachten die zeggen aandacht te besteden aan verkeerseducatie, is weer anders verdeeld over de verschillende vakken. Het aantal lesuren specifiek gericht op verkeersveiligheid is bij de leerkrachten die zeggen aandacht te besteden aan verkeerseducatie, het minst onder de aardrijkskundeleerkrachten (1 lesuur); voor de overige vier vakken schommelt deze tijd tussen de 1,7 tot 2 lesuren. Het aandeel verkeersveiligheidseducatie in de verkeerseducatie is bij verzorging het grootst, bij aardrijkskunde het kleinst.

Het aandeel verkeersveiligheidseducatie loopt bij aardrijkskunde sterk terug in de achtereenvolgende leerjaren. Bij natuur- en scheikunde neemt de aandacht voor verkeerseducatie in het algemeen, per leerjaar sterk toe. Vier keer zoveel leerkrachten natuur- en scheikunde uit het 3e leerjaar als uit het 1e leerjaar, zeggen aandacht te besteden aan verkeerseducatie. Ook het aantal lesuren neemt bij dit vak per jaar toe. Het aandeel verkeersveiligheidseducatie daarbinnen neemt echter af. Bij verzorging blijft de aandacht constant, evenals het aantal lesuren besteed aan verkeerseducatie. Het aantal lesuren verkeersveiligheid neemt bij dit vak in het 3e leerjaar toe. Hetvak techniek valt op met een groot aantal lesuren verkeersveiligheidseducatie (bijna vier lesuren) in het 1e leerjaar bij de leerkrachten die zeggen aandacht te besteden aan verkeerseducatie. Daarna daalt dit aantal uren fors. Biologie wordt gekenmerkt door weinig aandacht voor verkeerseducatie in het 1e leerjaar, waarna de aandacht nog verder afneemt. Ook het aantal lesuren is gering onder de toch al kleine populatie biologieleerkrachten die aandacht zegt te besteden aan verkeerseducatie. Het aantal lesuren verkeerseducatie bij dit vak is nog het grootst in het 3e leerjaar.

De drie opleidingstypen, vbo, mavo en havo/vwo, verschillen niet erg in het percentage leerkrachten dat aandacht besteedt aan verkeerseducatie. Opvallend is echter dat in het derde leerjaar in het vbo slechts 13% van de leerkrachten aandacht besteedt aan verkeerseducatie. De opleidingstypen verschillen niet in aantal lesuren verkeerseducatie, als gekeken wordt naar de klassen waar aandacht is voor verkeerseducatie. Wel zijn er verschillen tussen de opleidingstypen in de verdeling over de drie leerjaren. Het aantal lesuren in de opeenvolgende leerjaren neemt bijvoorbeeld toe voor vbo en mavo. Het aantal leerkrachten dat zegt aandacht te besteden aan verkeerseducatie daalt in het vbo naarmate men aan een hogere klas lesgeeft, maar de kleine groep leerkrachten in het vbo die dat in het 3e leerjaar nog verkeerseducatie geeft, besteedt daaraan weer wel relatief veel tijd. Wat verkeersveiligheidseducatie betreft: in die klassen waar aandacht is voor verkeerseducatie worden de meeste lesuren in verkeersveiligheidseducatie gegeven in het vbo, de minste in havo/vwo.

Er is gevraagd of er aandacht besteed wordt aan elf specifieke onderwerpen: verkeersregels, gedragsregels, normen en waarden, gevaren, knelpunten, beveiligingsmiddelen, alcohol en drugs, verkeer en milieu, vervoer en transport, natuurkundige begrippen, en motoren. Van de leerkrachten die aandacht besteden aan verkeerseducatie besteedt 15% tot 44% aandacht aan deze onderwerpen. Aan ‘motoren' wordt de minste aandacht besteed, aan ‘verkeer en milieu' het meest. Veel leerkrachten slaan de vraag naar bestede tijd over; deze blijkt te moeilijk te beantwoorden te zijn. Van de onderwerpen waar leerkrachten aandacht aan besteden zijn het ‘vervoer en transport', en ‘natuurkundige begrippen' die eruit springen wat de tijdsbesteding betreft: respectievelijk 2,7 en 3,7 lesuur per jaar. Bij de elf onderwerpen wordt nooit meer dan 1 lesuur besteed dat specifiek gericht is op verkeersveiligheid. Het ligt voor de hand dat in aardrijkskunde veel lesuren aan ‘vervoer en transport' worden besteed (3,3lesuur), en in natuur- en scheikunde aan ‘natuurkundige begrippen' (4 lesuren).

De leerkrachten die aandacht besteden aan verkeerseducatie gebruiken hoofdzakelijk vakgebonden lesmateriaal. Zij geven voor dit materiaal gemiddeld een 6,7 (op een schaal van 0 tot 10). Zij denken dat hun leerlingen er een 6,3 voor geven. Het projectgebonden materiaal krijgt iets hogere waarderingscijfers.

Van de leerkrachten die aandacht hebben besteed aan verkeerseducatie, hebben maar weinig ervaring gehad met ondersteunende instanties. De instanties die men in de vragenlijst kon aankruisen, waren: Veilig Verkeer Nederland (VVN), politie, gemeente, Regionaal of Provinciaal Orgaan voor de Verkeersveiligheid (ROV/POV), Fietsersbond enfb, Stichting Milieueducatie, Onderwijsbegeleidingsdienst, Ouderorganisatie, Leerlingenorganisatie, Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB, Landelijk Pedagogisch Centrum, of Milieuorganisatie. VVN en politie scoren het hoogst met respectievelijk: 31% en 19%. Slechts weinig leerkrachten achten (meer) ondersteuning gewenst.
Van alle leerkrachten meldt 12% dat er een verkeerscoördinator op school is; 1,5% is het zelf. De kleine groep van verkeerscoördinatoren die de vragenlijst heeft ingevuld, besteedt vaker aandacht aan verkeerseducatie, en besteedt daaraan ook meer lesuren dan de overige leerkrachten.

Er zijn geen significante verschillen tussen de provincies in aandacht en aantal lesuren. Er zijn wel significante verschillen in de aanwezigheid van verkeerscoördinatoren, waarbij Limburg en Zeeland de kroon spannen met respectievelijk 74% en 44%.

Aan de leerkrachten is gevraagd hoeveel lesuren per jaar zij binnen hun vak zouden willen besteden aan verkeerseducatie en hoeveel lesuren daarvan verkeersveiligheidseducatie zouden moeten zijn. Zij spreken zich uit voor ongeveer twee lesuren verkeerseducatie, waarvan de helft verkeersveiligheidseducatie. Dit zou betekenen dat elke leerling tien lesuren verkeerseducatie per jaar krijgt waarvan vijf lesuren verkeersveiligheidseducatie. Van alle docenten wenst 21% verkeerseducatie een apart vak toe.

Geconcludeerd kan worden dat, mede gelet op wat in de kerndoelen is geformuleerd, de aandacht voor verkeerseducatie in de basisvorming gering is, en dat de aandacht voor verkeersveiligheidseducatie daarbinnen marginaal is. Vooral het aantal lesuren verkeersveiligheidseducatie dient aanzienlijk toe te nemen.
Gezien het kabinetsstandpunt dat is neergelegd in het Integraal Veiligheidsprogramma wordt deze lacune in de verkeersveiligheidseducatie voor deze leeftijdsgroep ook onderkend.

De studie geeft een antwoord op vragen omtrent aandacht (wel of geen) en tijdsbesteding (aantal lesuren) aan verkeerseducatie. Er is niet nagegaan wat leerlingen in de basisvorming daadwerkelijk kennen en kunnen op het gebied van de verkeersveiligheid. Gelet op de geringe aandacht en de geringe tijd die eraan besteed wordt, mag van dit kennen en kunnen op het gebied van de verkeersveiligheid niet veel verwacht worden. Een leerlingenonderzoek blijft echter onontbeerlijk.

Verkeersveiligheidseducatie dient steviger verankerd te worden in de basisvorming. Op dit moment maakt verkeersveiligheid geen onderdeel meer uit van de aangepaste kerndoelen van elk van de genoemde vakken. Bij enkele vakken is dit wel het geval, bij andere vakken niet. Het lijkt erop dat men bij een aantal vakken de verkeersveiligheid over het hoofd heeft gezien. Het is derhalve wenselijk dat de Onderwijsinspectie een voorlopige voorziening treft en dat zeker bij de aanpassing van de kerndoelen in 2003 de verkeersveiligheid weer volledig terugkeert. Ten slotte wordt aanbevolen een gesprek met de Onderwijsinspectie aan te gaan over de resultaten van dit onderzoek, het instituut ‘verkeerscoördinator' te stimuleren, het veld te activeren, en dit onderzoek over vijf jaar te herhalen.

The availability of traffic education in the first 2 or 3 years of secondary school

During a meeting of the Parliamentary Committee on Transport on 15th December 1997, the then Minister was asked about the percentage of primary school and secondary school pupils that was taught road safety and traffic rules. The Central Institute for School Examinations (CITO) published data on primary schools in 1998. In order to answer the question concerning secondary schools, the Minister of Transport commissioned SWOV in 1998 to make a study of the role played by traffic education in its first three years. Is there traffic education (i.e. is attention paid to it) and, if so, how many hours of lessons are given? Traffic education is not a separate subject in secondary schools. It can be relevant in Geography, Physics, Chemistry, Engineering, Health, or Biology. Traffic education covers everything to do with transport and traffic, and can deal with matters such as mobility, vehicle technology, road safety, transport problems etc. Road safety education is, therefore, a part of traffic education. In road safety education one is concerned with the role played in traffic by the pupil self. One can think of traffic rules and regulations, and the pupils' own traffic behaviour and attitude. The Ministry of Transport is especially interested in the availability/supply of road safety education.

The study was carried out together with CITO. In the spring of 1999, about 1200 pupils in the first three years of secondary education completed a written questionnaire. The sample was stratified by school type, year, and subject. The school types were Higher Vocational Schools (HVC) , Lower and Higher General Secondary Education (LGSE & HGSE), pre-University (P-U), and combinations of these types. There were a number of general questions, questions about the actual time spent on traffic education lessons during the past school year, and how much time was spent on road safety lessons. They were also asked their opinion about present and future traffic education, the quality of the educational tools, and the amount of time they would like to spend on traffic and road safety education.

The report deals first of all with the attention traffic education gets, and the share of road safety within that (chapter 3). The next chapters deal with the differences between the three school years (chapter 4), the differences between the five subjects (chapter 5), the differences between the school types (chapter 6), and the number of hours spent on various subjects (chapter 7). The use of various educational tools and the opinions about them, and the experience with supporting organisations, are both covered in chapter 8. Further, a number of differences between the 12 provinces of the Netherlands are dealt with in chapter 9. In chapter 10 attention is paid to the necessary time to be spent, and if it is considered necessary to make a separate subject of traffic education. The report ends with conclusions, a discussion, and a number of recommendations (chapter 11).

The study showed that a quarter of the teachers of the first 2 or 3 years spent time on traffic education. That quarter said they spent an average of 4.6 lessons a year, in their class and within their subject, on traffic education. Within the 4.6 lessons an average of 1.7 lessons was spent on road safety; this is 37%. The average of 4.6 lessons only applies to those teachers who said to teach traffic education in their subject. These are only 25% of all teachers. If the average of all teachers is examined (i.e. teachers who give traffic education, plus those who do not - their number of lesson is zero), and if it is assumed that all pupils of these subjects receive traffic education; it is estimated that a pupil gets an average of 5.4 lessons in traffic, of which 1.7 lessons cover road safety. This estimation only applies to traffic and road safety education taught within the subjects mentioned.

Traffic education can be relevant in a particular subject, but traffic, transport, and road safety can also be part of certain projects. It would seem that traffic education is seldom taught outside the subject, and if it does it is often road safety. 19% of the total time spent on road safety is not linked to a subject. Road safety can also appear outside the regular teaching lessons, for example in so-called ‘study hours' (hours spent in a classroom during which the pupil can either work on a project or something else that has to done. On average, a pupil in the first 2 or 3 years of secondary school gets 0.3 traffic lessons a year in this way.

If we look at the total supply/availability of traffic education (inside the subject, in the form of projects, or after school), the estimation is that a pupil in the first 2 or 3 years gets an average of 5.7 lessons a year in traffic, of which 2 lessons in road safety. As a large number of pupils say they do nothing on traffic education, the estimation is that 25% of all pupils receive no traffic education at all.

If we look at the attention paid to traffic education for each school year (the 1st, 2nd, or 3rd years), it is striking that in each school year, about the same number of pupils (25%) says that time is spent on traffic education. However, if one looks at the number of traffic education lessons, the 3rd year gets the most. The share of road safety education during traffic education lessons drops from 49% in the 1st year to 24% in the 3rd year.

Only 8% of the Biology teachers say they spend time on traffic education. For teachers of Health (37%), Physics and Chemistry (34%), this percentage is much higher. The other subjects are in-between. For the teachers who say that they spend time on traffic education, the teachers of Physics and Chemistry spend the most time (6 lessons), followed by Geography (5.7 lessons), and Engineering (5.1 lessons). For the teachers who say that they spend time on traffic education, the teachers of Health and Biology spend the least time (both 2.4 lessons). The share of road safety among those teachers who say they spend time on traffic education is differently distributed, according to subject. The number of lessons specifically aimed at road safety, for the teachers who say they spend time on traffic education, is the least among the Geography teachers (1 lesson). The four others vary between 1.7 and 2 lessons. The share of road safety is the highest for Health, and the lowest for Geography.

The share of road safety education for Geography decreases strongly during the following school years. For Physics and Chemistry, on the other hand, the attention paid to traffic education increases greatly. Four times as many pupils of Physics and Chemistry in the 3rd year (compared to the 1st year) said that they spent time on traffic education. The number of lessons per school year also increased for these subjects. The share of road safety within these subjects, however, decreased. For Health the amount of attention remained constant, as did the number of lessons spent on traffic education. The number of road safety lessons for Health increased in the 3rd year. Among the teachers who claimed to spend time on traffic education, Technology is striking in the large number of road safety lessons in the 1st year (almost 4). After this, the number of lessons decreases considerably. Biology is characterised by the small amount of attention paid to traffic education during the 1st. After this, it gets even less. The small number of Biology teachers who say they spend time on traffic education, give few lessons in it. For Biology, the number of traffic education lessons in the 3rd year is the highest.

The school types: HVS, LGSE & HGSE, and P-U; do not differ much in the percentage of teachers that pay attention to traffic education. It is, however, striking, that only 13% of teachers in HVSs give traffic education in the 3rd school year. If one looks at the classes in which traffic education lessons are given, the school types also do not differ in the numbers of traffic education lessons. There are, however, differences between the school types as far as the distribution over the three school years is concerned. In the HVSs and LGSEs, for example, the number of lessons increases successively during the school years. The number of HVS teachers who said they spent time on traffic education decreases as one gives lessons to higher classes (i.e. older children). However, the small number of HVS teachers that still give traffic education in the 3rd year, spends relatively little time on it. In those classes in which attention is paid to traffic education, the greatest number of lessons in road safety is given in HVSs; and the least in the HGESs and P-U schools.

Questions were asked whether attention was paid to 11 specific subjects. These subjects were: traffic rules, behaviour rules, norms and values, dangers, bottlenecks, protection devices, alcohol and drugs, traffic and the environment, traffic and transport, terms in physics, and combustion engines. 15-44% of the teachers spending time on traffic education, spent time on these subjects. ‘Combustion engines' received the least attention, ‘traffic and the environment' received the most. Many teachers did not answer the question on time spent; this would appear to be too difficult. Of the 11 subjects, two are striking for the amount of time spent on them; these are ‘traffic and the environment' (2.7 lessons a year) and ‘terms in physics' (3.7 lessons a year). In the 11 subjects, more than 1 hour is never spent on those aimed at road safety. It is logical that in Geography, many hours are devoted to ‘traffic and transport' (3.3 lessons), and in Physics and Chemistry to ‘terms in physics' (4 lessons).

Teachers who spend time on traffic education mainly use subject-relevant teaching materials. On a scale of 0 - 10, they awarded these materials with an average of 6.7. They think their pupils would award a 6.3. The project-relevant materials are awarded a slightly higher score.
Few of the teachers spending time on traffic education have experience with the supporting organisations. The organisations pre-coded in the questionnaire were the: Dutch Traffic Safety Association (VVN), Police, Municipalities, Provincial Safety Boards, Dutch Cyclist' Union (enfb), Environment Education Institute, Education Accompanying Service, Parent Association, Pupil Association, Royal Dutch Tourist Association ANWB, National Pedagogic Centre, and Environment Association. VVN (31%) and Police (19%) scored the highest. However, few teachers regarded (more) support as desirable.

12% of all teachers said that there was a traffic coordinator at school; 1.5% said that they were it. The small group of traffic coordinators that completed the questionnaire pay more attention to traffic education, and therefore more lessons, than the other teachers.

As far as the amount of attention and the number of lessons are concerned, there were no (statistically) significant differences between the 12 provinces. There are, however, significant differences between having traffic coordinators. The two southern provinces of Limburg and Zeeland were far out the highest, with 74% and 44% respectively.

Teachers were asked how many lessons a year they would like to spend on traffic education, and how many of these on road safety. They chose for about two traffic education lessons, of which half would be spent on road safety. This means that each pupil would receive ten traffic education lessons a year, of which five were devoted to road safety. 21% of all teachers wanted traffic education to be a separate subject.

Partly taking into account how the core goals are formulated, it can be concluded that a) little attention is paid to traffic education in the first 2 or 3 years of secondary schools, and that b) within this, the attention paid to road safety is marginal.. The number of road safety lessons especially needs to be increased considerably.
Seeing the position of the cabinet, as has been expressed in the Integral Road Safety Programme, this gap, in road safety education for these ages of pupils, has been recognised.

The study answers questions about attention paid (yes or no) and time spent (number of lessons) on traffic education. As far as road safety is concerned, it has not been studied what pupils in the first 2 or 3 years of secondary education actually know and are able to do. Not much can be expected, seeing how little attention and time is spent. A study among pupils appears to be essential.

Road safety education must be more strongly anchored in the first 2 or 3 years of secondary education. At the present time, road safety plays no part any more in the adjusted core goals of each of the subjects mentioned. This is true for some subjects, but for others it is not. It would appear that, for a number of subjects, road safety has been forgotten. It is, therefore, desirable that the Schools Inspection a) make provisional changes, and b) when the core goals are adjusted in 2003, ensure that road safety returns completely. Finally, it is recommended that there should be talks with the Schools Inspection, to a) discuss the results of this study, b) stimulate the idea of ‘traffic coordinator', c) activate this field, a d) repeat this study in five years time.

Rapportnummer
R-99-35
Pagina's
92 + 41
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.