SWOV actualiseert Duurzaam Veilig-visie

SWOV is vorig jaar gestart met een traject om Duurzaam Veilig te vernieuwen of te actualiseren. Waarom is dit nodig?

Het is alweer 25 jaar geleden dat de verkeersveiligheidsvisie Duurzaam Veilig wegverkeer het licht zag, een visie gestoeld op de principes om ongevallen te voorkómen en, als een ongeval tóch plaatsvindt, de ernst van de afloop ervan te beperken. De mens, met al  zijn beperkingen en kwetsbaarheid, geldt hierbij als uitgangspunt.

Maar de wereld om ons heen verandert in rap tempo. Daarom hebben we de visie in 2005 kritisch tegen het licht gehouden: Door met Duurzaam Veilig. En nu, ruim 12 jaar later, is het goed om opnieuw te kijken of Duurzaam Veilig nog aansluit bij de actuele wereld om ons heen en bij de verwachte toekomst tot 2030.

Hoe is het vernieuwingstraject aangepakt?

Belangrijk is dat de geactualiseerde Duurzaam Veilig-visie niet alleen een SWOV-verhaal wordt, maar een breed gedragen visie. Daarom hebben we het afgelopen najaar/winter vijf  ‘discussietafels’ georganiseerd, elk ingedeeld naar zogeheten mobiliteitsgroepen:

  1. Schoolkinderen – Op weg naar zelfstandigheid dichtbij en ver weg

  2. Studenten en jonge werkenden – Je bent jong en je wilt wat

  3. Woon-werkverkeer – Met de auto, op de fiets of met het OV?

  4. Professionele bestuurders en zakelijke rijders

  5. De actieve gepensioneerde

Dit waren geanimeerde, kritische en inspirerende discussies waaraan de bekendere partijen uit de verkeersveiligheidswereld deelnamen, maar ook partijen van daarbuiten, wiens kennis en inbreng wij waardevol achtten.

Het moest zeker geen ‘landelijke ideeënbus’ worden waarbij er een eindeloze lijst aan ideeën, persoonlijke belevenissen en misschien wel  ergernissen werden geuit.  We hebben de discussies daarom behoorlijk strak opgezet, met duidelijke vragen aan de deelnemers over welk verkeersveiligheidsprobleem we als land nog op te lossen hebben.  Hierbij hebben we steeds per mobiliteitsgroep de vertreksituatie bekeken - waar liggen de kansen en uitdagingen?  - om vervolgens een wensbeeld voor de toekomst te formuleren.

Dit bleek nog een hele exercitie, omdat we óf al snel geneigd zijn te denken in bezwaren – ‘ja maar, dat kan helemaal niet!’ - of te snel naar maatregelen op zoek willen:  ‘ja maar, hóe dan?’

Verantwoordelijkheid

Een nieuwe invalshoek was de vraag of we het begrip (verantwoordelijkheid’ in een geactualiseerde Duurzaam Veilig-visie zouden kunnen inbedden. Is het altijd de overheid die voor een veilig verkeer moet zorgen, of is het denkbaar dat werkgevers hierin een rol gaan spelen, of scholen, verzekeraars, ouders, en uiteindelijk wijzelf als verkeersdeelnemers? Kunnen we die verantwoordelijkheid aan?  Het is een interessante exercitie geworden om vanuit dat perspectief door te denken in mogelijke scenario’s voor maatregelen.

Van de traditionele DV-visie heeft SWOV wel eens gezegd dat de implementatie afgemaakt moest worden. Is het niet logischer om daarop in te zetten in plaats van op een vernieuwde visie?

‘Beide is nodig. In 2015 vielen er 40 verkeersdoden in 30 km/u-gebieden en veel van deze gebieden zijn slechts ‘sober ingericht’. Daar is dus nog veel werk te doen.  Tenzij we er op een andere manier voor kunnen zorgen dat snelheden in deze gebieden laag zijn. In de nieuwe visie is ‘afmaken waar we aan begonnen zijn’ dus één spoor,  maar willen we ook ruimte bieden voor andere manieren waarop dezelfde resultaten kunnen worden bereikt, bijvoorbeeld met technologie. Overigens wel technologie waarop we niet persé moeten wachten. ‘

‘Hetzelfde geldt voor de 50 km/u-wegen, waarvan een groot deel nog steeds geen vrijliggend fietspad heeft. Eind jaren negentig zijn we in Nederland met het Startprogramma Duurzaam Veilig voortvarend van start gegaan met het implementeren van tal van maatregelen. Dat Startprogramma kende een breed draagvlak onder decentrale overheden en maatschappelijke organisaties. Inmiddels weten we uit onderzoek dat er met de maatregelen díe er zijn genomen vele honderden verkeersdoden en duizenden verkeersgewonden zijn bespaard. En wat het aan investeringen kostte, verdienden we als met een factor vier terug aan besparing van maatschappelijke kosten!’

‘Dus, ja we moeten doorgaan met het veiliger maken van de verkeersomgeving: met infrastructurele maatregelen, met behulp van SPI’s, er zijn vele wegen die naar Rome leiden. Daarnaast moeten we ook onderkennen dat er ondertussen ook veel is veranderd en dat er nog veel veranderingen op ons af gaan komen.  Het verkeer wordt drukker en diverser, we worden ouder en blijven langer vitaal en mobiel, er komt meer en meer technologie in de voertuigen en op de weg, stedelijke netwerken veranderen… Dit alles is reden te meer om de Duurzaam Veilig-visie opnieuw tegen het licht te houden en om deze toe te snijden op de wereld tot 2030 en daarna.’

De planning is dat de visie rond de zomer, misschien iets erna klaar is. Wat moet er daarna gebeuren? Moeten we dan massaal gaan ‘omdenken’?

‘Het zal sowieso een plek krijgen in het Strategisch Plan van het ministerie van IenM. En daarna begint het échte werk misschien pas: de vertaling naar hoe we de wegen en  steden verder  inrichten, hoe maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven effectief hun steentje gaan bijdragen aan een veiliger verkeer. ‘

Kan SWOV alvast een doorkijkje geven wat de visie gaat inhouden?

‘We nemen in elk geval als leidraad dat er een balans moet zijn tussen bereikbaarheid, vrijheid en veiligheid. Wat we uit de Duurzaam Veilig-ervaring hebben kunnen leren is  dat naarmate je veiligheid als criterium steeds verder doorvoert, dit ten koste gaat van de vrijheid. In dit geval, de vrijheid om te kiezen om met een bepaald voertuig op een bepaald tijdstip van A naar B te gaan, langs een zelfgekozen route en je daarbij te gedragen zoals je zelf wilt. Maar, die vrijheid heeft ook een keerzijde: uitbreiding van de vrijheid voor de één betekent  vaak een inperking van de vrijheid voor de ander.

Er ligt een opgave om rekening te houden met de wensen van het individu, zonder dat de individuele wens dé norm wordt.’

Enkele wensbeelden

Schoolkinderen

  • Een school- en leefomgevingwaar ouders hun kinderen veilig kunnen laten oefenen
  • Een wegverkeer waar geen verkeersdoden meer kunnen vallen onder kinderen.
  • Volwassenen (ouders,leerkrachten, begeleiders) hebben goede kennis en bewustzijn van wat kinderen wel en niet kunnen en stemmen hun voorbeeldgedrag daarop af.

Studenten en werkende jongeren

  • Jongeren kunnen op een veilige manier leren en ervaring opdoen. Zij zoeken hierbij grenzen op en moeten deze dus tegen kunnen komen, zonder ernstige consequenties. Nieuwe technieken (monitorsystemen in de auto, oefenen met simulatoren/virtual/augmented reality etc.)kunnen moeten jongeren daarbij helpen.
  • De sociale omgeving bevestigt de wenselijke norm nadrukkelijker. Jongeren gaan hierdoor meer groepsconform (wenselijk) gedrag vertonen. Voorbeeld: jongeren zien het als positief dat zij gecoacht worden.

Ouderen

  • Het voertuiggebruik staat  centraal staat en niet voertuigbezit (voertuigen op afroep).
  • De ‘last mile’, waarbij ouderen die buiten de ring van de stad wonen naar de stad worden vervoerd: op die manier blijven zij mobiel en kunnen zij de kwaliteit van leven op peil houden.